De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBrieven van een Haagsch meisje.I.Lieve Ciel! Mij goed, ‘Cili’-lief! Waarom zou ik niet willen voldoen aan je verzoek! Ik zal je dus voortaan op de hoogte houden van alle nieuwtjes onzer ‘Residentie’, van alle knikjes en glimlachjes die onze ‘lieve’ Koningin in het openbaar heeft weggeschonken, van alle goedgunstige buigingjes en woordjes van Haar, of van den Prins, die Tante en mijn nichtjes bij de een of andere officieele gelegenheid van de vorstelijke lippen hebben mogen opvangen; verder van alle nuttige, kunstlievende, en weldadige vereenigingen, vergaderingen, tentoonstellin- | |
[pagina 729]
| |
gen en feesten; ook een beetje van minder verheven zaken misschien, als daar zijn toilet, ‘winkelen,’ enz. enz.... Ik heb er immers al den tijd toe. Ik behoor immers tot het soort wezens dat freule Lohman, vrij onbeleefd, maar m.i. nog al wáár ‘over’ noemt. - Ik lees dat ‘over’-zijn den ganschen dag op 't strenge gelaat van Tante, die het van tijd tot tijd in ronde woorden mij naar 't hoofd gooit, maar zich gewoonlijk bepaalt tot die steken onder water, die scherpe speldeprikken, waarin wij-vrouwen het tot een ongeëvenaarde kunst hebben weten te brengen. - Als ik maar trouwde,'n ‘goeie partij’ ving, wat zouden ze dan ineens veel van me houden, Tante en de nichtjes! Maar, ongelukkig voor hen en voor mijzelve, ben ik ‘der Herrlichste von Allen’ nog steeds niet tegengekomen. En dientengevolge ben ik dus zoo recht ‘over’! Tante zou 't mij ten hoogste kwalijk nemen als ik 't waagde mij te bemoeien met háár huishouden en háár beslommeringen. - En de nuttigheid! En de kunst! En de weldadigheids-Spielerei! En maatschappelijk werk! Ja zie je, Ciel-lief, je weet wel dat ik geen aanleg heb tot ‘kunstenares’ op wat voor manier ook! En als ik ooit werkelijk nuttig word, en werkelijk weldadig, dan ga ik me heelemaal met hart en ziel aan iets geven. Maar zoo half, op de Haagsche manier van Tante en haar coterie, die, al uitgaande en pretmakende en zichzelf-vergodende, spelen socialiste, en artiste, en doen in philanthropie en nuttigheid en maatschappelijk werk als laatste mode-sport, zie je dat kan ik nu eenmaal niet.... En dáárdoor voel ik me dan ook met recht ‘over’. En ik lees elken dag op Tante's gezicht: ‘Je moest maar trouwen.’ - Ja, 't was goed-gemeend van papa, dat hij in zijn testament aan Tante verzocht mij in huis te willen nemen. Of 't echter goedgezien was? Och misschien ook wel! Zoo'n eenzaam-in-een-pension rond-drijvende juffrouw heeft ook geen gezellig bestaan. Nu heb ik dan toch ‘so wie so’ een ‘thuis’. Als Tante 't op zin heeft lief te zijn, kan ze 't heel gezellig maken soms. En met de meisjes schiet ik dan óók wel op! Je ziet, je moet ook weer niet denken, dat ik zoo héél diep te beklagen ben. Och neen, ik bekijk de dingen nog al nuchter. En, alles saamgenomen, heb ik 't zoo kwaad niet in de wereld. Maar ik wou je eigenlijk heel wat anders vertellen, dan dit alles wat je al-lang weet. Ik wou je, ingevolge mijn belofte je van alle belangrijke dingen voortaan verslag te zullen geven, al dadelijk een en ander meedeelen van ‘Het Congres voor Kinderbescherming,’ dat hier onlangs gehouden is. Of ik er geweest ben? Wel neen natuurlijk! Maar dat behoeft ook niet. Dat is juist het Haagsche geheim van ‘op de hoogte zijn van alles’, dat je maar flinkweg meeschettert over alles en nog wat, waarvan je niets afweet. Die dat het brutaalste kan, is het best ‘op de hoogte’. - Ik ga me dus aan jou oefenen. - Tante is er wel geweest. En de meisjes ook! Dat is te zeggen, op den dag waarop de questie van 't onderzoek naar 't vaderschap werd behandeld, mochten ze geen van drieën mee! 't Was geen onderwerp voor ‘jongemeisjes’, zei Tante. (Clotilde is nu 33!!) We hebben er een scène over gehad omdat ik niet mee wou. ‘'t Verveelt me,’ zei ik. ‘En bovendien, ik heb geen kinderen.’ ‘Jij voelt niets voor de toekomst’ - zei Clotilde geringschattend. - ‘Wij moeten niet voor ons zelf leven, maar voor de toekomst.’- Nu moet je weten dat dit een raar ding is met Clotilde! Hoe ouder ze wordt, en hoe meer haar kansen op trouwen verminderen, hoe drukker ze 't krijgt over ‘Het nageslacht’, en ‘De toekomst’ enz. enz.... Daar heb je b.v. haar reformkleeding. - Die-óók draagt ze voor 't ‘nageslacht’. - ‘Corsetten-dragende moeders zijn ongezond voor 't toekomstige geslacht’.... zegt ze! Ik kan 't niet helpen, maar ik vind het zoo'n komisch verschijnsel, dat vrouwen die hoogstwaarschijnlijk nooit een ‘nageslacht’ zullen hebben, zichzelf zoo aandoenlijk offeren vóór dat nageslacht, waaraan zij wel altijd heel onschuldig zullen blijven! Enfin, Clotilde dan in reform, Ellie en Jetteke in een niet-reform-pak, en tante ruischend van zij en deftigheid, maar geheel en al doortrokken van socialistische theorieën over ‘gelijkheid’, die zij opdiept uit hare ‘vooruitstrevende’ vrouwenblaadjes, zijn geregeld opgegaan ten Praat-congresseGa naar voetnoot*).... Ondertusschen heb ik een paar uitknipsels opgediept uit ‘de Hofstad’, een hier-ter-stede verschijnend blad, dat weleens onder mijn oogen komt bij Marie Waander aan huis, die je je nog wel zult herinneren van school. Arme Marie! Zij is in Tante's oogen ‘géén conversatie’ voor mij! Een meisje dat in een pension juffrouw is! Stel je vóór! Of ik al zeg dat zij het toch niet kan helpen wanneer haar vader geen geld heeft, en dat zij m.i. hooger staat door | |
[pagina 730]
| |
juffrouw in een pension te worden, dan door zich te laten onderhouden - thut nichts! Tante zegt: ‘Ja dat is nu goed en wel. Tegen het meisje heb ik niets; (En dan moet je haar genadigen toon hooren daarbij); ‘maar 't is geen conversatie voor jou!’ En of ik al antwoord dat haar vader mijn goede, oude, aardige leermeester op school is geweest, en dat ik met haar in dezelfde klasse heb gezeten.... thut nichts! ‘Géén conversatie voor jou!’ Maar dat is nog minder erg, dan 't gedrag van Jeanne de Rijk. Die is er hier heelemaal ‘in’ gekomen, door haar vaders positie en door hun vele geld. - En nu is zij voor niets zoo bang, dan voor relatiën met het mindervoorname verleden. Onlangs zat Marie Waander bij me, toen Jeanne binnenkwam. - Ik zeg heel onbevangen: ‘Nu, jullie behoef ik eigenlijk niet aan mekaar vóór te stellen. Jullie zult elkaar wel herkennen.’ Marie was zoo wijs haar hand vóór zich te houden. (‘In een pension doe je wereldwijsheid op,’ zei ze later tegen me). - En Jeanne, oogen dichtgeknepen, gezicht strak, stem uit de hoogte: ‘Pardon.... kan mij niet herinneren....’ Ik had het schepsel kunnen sláán! - ‘Marie Waander! Ken je Marie niet meer? Je hebt toch even goed met haar schoolgegaan als ik,’ - zei ik. Jeanne gaf twee vingertoppen....‘Och ja waarlijk, nu herinner ik mij.... Men verliest elkaar zóó uit het oog.... En hoe maakt U het, juffrouw Waander.... Zijt U hier gelogeerd?’ (Alsof ze niet heel goed wist, dat Marie in betrekking is gegaan al op haar zeventiende jaar!) Marie zei flinkweg: ‘Ik ben hier in betrekking, in een pension op de Koninginnegracht.’ En ik benijdde haar flinkheid. Ik weet zeker dat ik zoo flink niet zou zijn geweest. - Maar nu over 't Kinder-congres. Alles uit ‘de Hofstad’ durf ik je niet uitknippen, 't Is te ondeugend. Wáárheid lijkt er mij echter wel bij.... ‘Eerstens het zwakker deel van de vergadering, de schoone sekse. Na het bezoek aan dit congres heb ik me afgevraagd of die betrekking van “schoone” sekse niet een geusurpeerde reputatie is, en of dit epitheton-ornans niet veeleer aan onze helft van het geslacht toekomt, ofschoon het spreekwoord zegt, dat 't al wél is als 'n man een beetje mooier is dan 'n aap (o Darwin!). Nou, zooals gezegd, enkele fraaie exemplaren er buiten gerekend, heb ik, in alle onnoozelheid gesproken, nooit geweten, dat er in ons land zooveel vrouwen en meisjes waren, van vrouwelijk schoon ontbloot, om het eens kuisch uit te drukken. Maar als je het ziet, met allebei je oogen, dan moet je het natuurlijk wel gelooven. ................. Hij wees me eerst een groepje aan van dames tusschen de 40 en 60 jaren (naar schatting. Ik ben een galant man, en ik schat dus eerder te laag), die hij kortweg aanduidde met een onwelwillend klinkend: Vee-Vee. Ik:? Hij: Vrije Vrouwen. Ik:?? Hij weer: Vrije vrouwen zijn vrouwen, die nooit gevrijd hebben, en daarom beweren, dat de mannen een wetgeving hebben gemaakt, en een maatschappij geschapen, waarin de vrouw, vrijend of niet vrijend, niet vrij is; reden waarom ze vrij willen zijn. Nou, dat was duidelijk en daarom vroeg ik ook maar niet verder. Een tweede groepje trok mijn aandacht: een aantal bleekneuzige juffers geschaard om één man. Hij zat er niet als een pasja in z'n harem, maar met een gezicht alsof 't hem zwaar verveelde. De juffers waren gekleed in reform-jurken met helmzeelen over de schouders, zooals kruiers ze hebben als ze een handkar voortduwen. Dat scheen een soort van uniform te wezen, en ik zag dan ook mijn onuitgesproken meening bevestigd door de mededeeling van mijn mentor, die het groepje omschreef als: “het gras-etende eskadron van professor Van Rees,” De bedoeling werd mij eerst duidelijk toen ik vernam dat de dames vegetariërs waren en wereldhervormsters - hoewel ik nog altijd niet in staat ben om het verband te begrijpen tusschen groenten en verbetering van maatschappelijke toestanden.
Maar ik vertelde het een en ander van hetgeen besproken was: over het dragen van japonnen met lange slepen, over coöperatie, over religieuse opvoeding, over socialisme, over het verbieden van onechte kinderen - enfin, wat u dan wel in de kranten zult hebben gelezen. En “het kind”, vroeg Dirksen, hebben ze daarover in het geheel niet gesproken? Wel een beetje, antwoordde ik, niet zonder zekere schaamte, maar, zie je, je weet hoe het nu eenmaal gaat op zoo'n congres; er zijn | |
[pagina 731]
| |
altijd veel meer onderwerpen dan men kan afdoen, en er zijn altijd menschen, die zich graag dikwijls hooren spreken.’ (w.g. Spuistrater.)
Voor ik eindig, maak ik je nog even attent op den mooien naam dien ik je in den aanhef van dezen brief heb gegeven. Dat dacht je niet hé, dat er uit Cecile en het doodgewone Ciel zoo iets ‘honnigs’ en snoezigs viel te maken als ‘Cili’? Je moet echter weten dat alle Betjes hier veranderen in Betties, alle Anna's in Annie's, alle Marie's in Mary's, etc. etc. - Om niet te spreken van zoo schoone wijzigingen als Lita (van Elisabeth), Jeanne voor het friesche Janke, Maud voor Mathilde, en al dien poespas meer. - Geloof me kind, Ciel is heusch véél te gewoon! We zullen tegen dat je hier komt logeeren een ‘Cili’ uit je fabriceeren, of ‘Cileke’, of ‘Sissy’ (dat is nog al àpart, vindt je niet?) - Mijn nichtje Ellie heet eigenlijk heel gewoon Elize. Maar Ellie klinkt zoo ‘lief’ weet je. Wat mij betreft, om een onverklaarbare reden vindt Tante ‘Lous’ een burgerlijke afkorting van Louise. - Ik ben dus door haar gepromoveerd tot ‘Lout’....’ Voortaan dus: Je liefh: LOUT. (Wordt vervolgd.) |
|