geven, namelijk over een theepot en wel een nikkelen. In welk huishouden ontbreekt een nikkelen theepot, vooral, daar een porceleinen zoo spoedig breekt en een nikkelen zoo goedkoop is tegenwoordig, voor f 1.60 al wat een sierlijke. Op uwe vraag aan den verkooper, of die theepot wel goed is, zal de laatste antwoorden: ‘Ja, ziet u mevrouw, deze is wel goed, u kàn het er wel mee doen, maar deze van f 1.90 en die van f 2.25 is beter.’
Ziet echter de slimme verkooper dat de theepot van f 1.60 erg in uw smaak valt, dan beveelt hij u dezen warm aan met de woorden: ‘Hij blijft uitstekend mevrouw, het nikkel blijft er op, totdat hij is versleten.’ Daarin heeft de ijverige verkooper of verkoopster wel gelijk, ja zeker het nikkel blijft er op, totdat hij is versleten (wat al spoedig is gebeurd), doch dat de theepot van binnen niet goed is, daarvan reppen zij geen woord, waarschijnlijk weten zij het zelf niet.
Nu, ik beweer, dat geen der drie theepotten deugt, ten minste, presenteerde men mij uit zoo'n pot een nog zoo smakelijk kopje thee, ik zou er vroolijk voor bedanken, en bemerkte ik bij mij thuis zoo'n prul, hij ging een, twee, drie, den vuilnisbak in.
Wel zal de winkelier u nog theepotten laten zien van f 3. - f 3.50 en hooger, doch verschrikt zult gij u afwenden. ‘Neen, véél te duur, voor zoovéél geld meer, ziet hij er niets mooier uit, gij garandeert voor het nikkel van den goedkoopen pot, dus dan die van f 1.60 maar ingepakt.’ Een verstandige dame zal zich afvragen, waarom die 100 procent duurdere potten dan geproduceerd worden en vanzelf begrijpen, dat er aan die goedkoope potten iets niet in orde is.
Hetgeen volgt, zal den raad overbodig maken, koopt men een nikkelen theepot, koop dan toch vooral geen onder de drie gulden.
Het grondmetaal der potten onder de drie gulden is koper. De romp en deksel zijn van koper en de tuit, de knop van het deksel en de kraag op den theepot zijn van lood, een mengsel van lood en antimonium, doch hoofdzakelijk lood. Misschien, om met de zware concurrentie gelijken tred te houden en toch nog genoeg te verdienen, gebruikt men wel oud lood van daken, oude gaspijpen enz.
Iedereen zal het met mij eens zijn, zette men elken dag in zoo'n uit schadelijke grondmetalen samengestelden theepot thee, men ook elken dag een weinig aftreksel van lood en koper naar binnen krijgt, niet het minst, wanneer de thee heeft gekookt of te lang getrokken.
Wel zijn de theepotten van binnen een heel dun laagje vertind, doch dat is er al heel spoedig af, vooral daar de dames liever een theepot hebben die wit ziet van binnen, die deze kleur aanneemt doordat hij galvanisch is vertínd, dan een pot die er van binnen loodkleurig uitziet, welke in het vuur is vertind, waarom hij het iets langer uithoudt. Wanneer men met den vinger langs de binnenwanden strijkt, zal hij zwart zien, wat evenwel niet het geval is met een duurderen theepot van f 3 en hooger, hoewel deze van binnen ook wit ziet, doch dit witte is de kleur van het zuivere grondmetaal (brittaniametaal), geheel onschadelijk, waaruit men wel tien jaar kan drinken zonder iets schadelijks er van te ondervinden.
Zoo'n theepot (alboïdtheepot genaamd) kan men wel tien jaar goed houden, temeer nog, nu er tegenwoordig ondoorbrandbare bodems onder gemaakt worden, altijd als zij behoorlijk onderhouden worden.
Dus niet alleen onschadelijker, tevens praktischer is het verkiezen van een alboïdtheepot boven een koper-vernikkelden.
Men lette vooral bij een alboïdtheepot op, dat de knop op het deksel niet van binnen met een koperen schroef vast zit, beter is een gesoldeerden knop te vragen.
Neemt men nu aan, dat er jaarlijks circa 70000 koper-vernikkelde theepotten worden verkocht, wat heusch geen overdreven cijfer is, en nog geen vierde gedeelte alboid, dan kan men zich levendig voorstellen, dat het werkelijk niet overbodig is het publiek eens te waarschuwen, vooral daar de omzet van het kopervernikkeld elk jaar aanmerkelijk stijgt en het alboïd schrikbarend achteruitgaat.
Op het heel goedkoope nikkel, zoogenaamd ‘speciaal’, zal ook bijna geen fabrikant het wagen zijn naam te drukken.
En al dat minderwaardige nikkel wordt alleen in ons land verkocht en verbruikt.
Geen Duitsche fabrikant zal ‘dergleiches Dreck’ fabriceeren, trouwens in Duitschland zelf mag zooiets niet verkocht worden en niemand wil daar dat goed hebben.
‘Allein gut für Holland, da brauchen sie diese Dreckwaren,’ hoorde ik meermalen Duitsche frabrikanten zeggen.
En zoo is het ook. Waarom koopen onze Hollandsche vrouwen, die zoo als degelijk