vrouw nog geheel in een toestand van dienstbaarheid verkeert, vindt de Japansche haar individualiteit bevestigd en erkend; in Japan beschouwt men haar als een der grootste krachten van de toekomst.
Ofschoon keizerin Haru Ko belang stelt in alle scholen zonder onderscheid, is er toch ééne waar zij bijzonder veel aandacht aan schenkt en die zij zeer dikwijls bezoekt.
Dat is het Instituut voor adellijke jonge meisjes, waar de toekomstige voorname dames worden opgevoed, de aanstaande echtgenooten van de hooggeplaatste personen, de moeders van het toekomstig geslacht, dat de vruchten moet plukken van het door de tegenwoordige generatie met moeite gezaaide. Het is een ontzaglijke schrede voorwaarts, dat men de oud-adellijke families heeft kunnen overhalen om hunne kinderen buiten het ouderlijk huis een moderne opvoeding en Europeesch onderwijs te laten geven.
H.M. Haru Ko is zeer liefdadig, niet alleen in den banalen zin van het woord, maar in de diepere beteekenis van zichzelve op te offeren en te geven. Zij geeft werkelijk zichzelve: hare gedachten, haar tijd, haar genegenheid aan hen die lijden of ongelukkig zijn.
Dikwijls bezoekt zij in hospitalen de zieken, en vraagt naar hun toestand en naar wat zij noodig hebben. Zij heeft ernstig meegewerkt aan de organisatie van de ambulances en den dienst van het Roode Kruis, en in den laatsten Chineeschen oorlog liet zij zich vooral veel gelegen liggen aan de Franschen, die gewond in het militaire hospitaal te Hiroshima waren opgenomen.
Het ziekenhuis, waarin zij het meeste belang stelt, is dat voor vrouwen en kinderen, te Tokio; zij heeft daaraan een school voor verpleegsters verbonden, naar het model van de Engelsche nurses. Nu en dan gaat zij daarheen, en houdt dan nauwkeurig inspectie over den dienst.
Bij een harer laatste bezoeken bracht zij speelgoed mee, dat zij zelve aan de kinderen uitdeelde.
Wanneer zij geene officieele plichten heeft waar te nemen - en deze zijn zeer talrijk - leidt de keizerin een zeer eenzaam, tamelijk droevig leven, zonder eenige andere vreugde dan die zij vindt in het volbrengen van een grootsche taak.
Haar huwelijk is bijzonder gelukkig: de keizer en zij hebben elkaar lief en achten elkaar hoog; hij heeft voor haar een hooge vereering.
Maar zij kent niet het geluk van het moederschap, en de troonopvolger, wèl een zoon van den keizer, is niet de hare. Toch had zij hem lief, en waakte zij zorgvuldig over zijn opvoeding.
Haru Ko, alléén keizerin en wettige echtgenoote, heeft zich moeten onderwerpen aan de wet, die den keizer toestaat vrouwen van minderen rang te hebben.
In hare onmiddellijke omgeving heeft zij weinig of geen vrouwen, die haar begrijpen: de dames van de hofhouding leven nog in de tradities en de gewoonten van weleer; het nieuwe geslacht is nog niet opgegroeid.
De keizerin heeft geen Europeeschen, lectrices of gezelschapsdames, om haar heen. Zij kent geene vreemde talen, en misschien is zij van oordeel dat zij geen tijd heeft om die te leeren, want haar leven is geheel vervuld met zichzelf opgelegde plichten. Verscheidene keeren op een jaar houdt zij een groote receptie voor de dames van het corps diplomatique; maar met geen van haar heeft zij verder betrekkingen aangeknoopt.
In haar paleis en in het dagelijksch leven behoudt de keizerin het oude nationale kostuum: zijden rok en breed ceintuur van een donkere kleur; het kostuum der vrouwen uit den eersten stand heeft volstrekt niet de schitterende kleuren van de Japansch beschilderde of bewerkte waaiers en schermen.
Het paleis te Tokugawa is modern; eerst in 1889 werd zijn bouw voltooid. Het is opgetrokken in den oud Japanschen stijl, en de ornamentatie van het inwendige, een meesterstuk van artistiek werk, kan de vergelijking met de schoonste tempels van het oude Nippon doorstaan.
Maar bij de inrichting heeft men met morderne gemakken rekening gehouden wat verlichting en verwarming der vertrekken aangaat. Voorheen kon niet één Japansch huis verwarmd worden.
Het voor officieele recepties bestemde deel van het paleis: eetzaal enz. is zoo weelderig mogelijk gemeubeld, op zijn Europeesch, maar met toevoeging van beelden, schilderijen en andere uitingen van Japan's decoratieve kunst.
De bijzondere vertrekken van keizer en keizerin daarentegen zijn uiterst eenvoudig en zuiver in den ouden nationalen stijl. Het inlegwerk van lambrizeeringen en parketvloeren is zeer mooi; de meubels zijn merkwaardig als lakwerk, maar er zijn zeer weinig meubels. De vloer is bedekt