De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.
| |
[pagina 595]
| |
verschaffen, dan de hierboven geschetste klasse, véél, enorm veel treuriger, dan dat dergenen, die zich daar een werkkring veroverden. Ja Davos, gij vroeger, voor weinige tientallen van jaren, nog onbekend plaatsje, wiens versterkende, gezondheidbrengende, hooge-alpenlucht, u deed worden tot een oord, dat genoemd wordt in de uithoeken der aarde, thans een waar Babylon; gij Davos, plaats van lijden, voor menigeen een Golgotha, gij kunt ook vaak, ja zeer vaak een plaats van vredige, stille voldoening zijn. Als men na eenigen tijd ‘kur maken’ zooals men dat daar noemt, juist zooals mejuffrouw Oudshoorn dat beschrijft, misschien nog een beetje strenger, (picnics mogen nooit gemaakt worden zonder verlof van den arts en deze staat dit nooit toe, of men moet reeds zoo goed als genezen zijn, terwijl men ook 's avonds tot half tien buiten op het terras, in het kurjargon ‘stal’ genoemd, moet toeven) zich reeds wat beter gaat gevoelen, de koude, zuivere lucht een blosje op de ingevallen wangen schept, zie dan komt er een vredige rust en kalmte, zelfs over den meest hopeloozen lijder en de wil om te genezen openbaart zich vanzelf in de borst van den zieke. Dezen zullen zich dus niet werpen in een roes, een warreling van schijngenot, zooals mejuffrouw Oudshoorn veronderstelde, en alzoo de aangevangen genezing voorgoed verstoren. Dan de zwaar zieken, de hopeloozen? Maar zij hebben er immers de kracht niet toe. Wanneer zij 't zoover brengen, dat zij van hun bed, buiten op 't terras, in de vrije lucht komen, is 't hun reeds een vreugde en tot meer zijn zij niet sterk genoeg. Toch is er nog een pretmakende bevolking in Davos. Dat zijn de sportvrienden uit alle landen, doch vooral Engelschen, die in dat sprookjesland van sneeuw en ijs, met zijn heerlijk, zonnig klimaat aan hun sport komen offeren. Heeren in korte pantalon, sneeuwschoenen en witte, wollen trui, dames in kort kostuum, ook met trui en wollen muts gekleed, bestijgen in kleine troepjes de berghellingen, met hunne toboggans of ski's en vliegen in dolle vaart den weg af, onder het aanhoudend geroep ‘Achtung’, vreemd klinkend uit een Engelschen mond. Een vereeniging zorgt voor een mooie ijsbaan, waar jaarlijks de beste rijders van Europa elkaar bekampen, terwijl zoolang er nog geen sneeuw ligt, de mooist denkbare gelegenheid voor schaatsenrijden zich aanbiedt, op het meer van Davos, kort bij de plaats, omgeven door hemelhooge bergen, die zich onmetelijk diep in de kristallen vlakte spiegelen. Dit zijn echter geen vermaken voor de patiënten. Slechts het gezicht er van wordt hun niet ontzegd. Een genot, voor allen, uitgezonderd de bedlegerigen, gelijk, is de muziek. Een meer dan middelmatige en vrij talrijke kurkapel, speelt ied'ren dag een keurig programma, zoo mogelijk in den tuin van het Kurhaus, zoodat allen die daar in de nabijheid wonen, zelfs tehuis, er van profiteeren. Dit zijn de genoegens van Davos, ten minste wat men gewoonlijk genoegens noemt. Zij, die oogen hebben voor de natuur, vinden in het aanschouwen dier grootsche streek, met hare hemelklievende bergtoppen, met hare uitgestrekte glinsterende sneeuwvelden, wier helle schittering de oogen verblindt, met hare met rijp beladen dennen, met hare liefelijke alpenflora, een genot zoo overweldigend, dat mijne pen zich niet daaraan zal wagen, het te beschrijven. Ik heb nu in eenige grove trekken de plaats gemaald, wier naam den meesten menschen reeds een huivering door de leden jaagt. O mocht men zich na lezing een juister denkbeeld vormen! Het is geen oord der verschrikking, waar woestheid is, en waar men door het leven in een roes, een warreling van schijngenot, het visioen van den naderenden dood tracht te vergeten. Neen, een plaats, waar met wilskracht en energie, aan de hand van een bijzonder gunstig klimaat, gestreefd wordt om een bijna hopeloos verloren gezondheid terug te winnen. En! dat iémand, die ernstig tuberculeus is, of liever nog vroeger, zich opmake naar die hooggelegene vallei in Graubünden en er genezing zoeke en vinde! Zie, als dat zoo ware, waren deze regelen niet voor niets geschreven.
R., 12 - XII - 1903. H.v.d. KOLK. | |
II.Geachte Redactrice.
Wilt u mij nog een enkelen regel, gunnen om mijne instemming te betuigen met de stukken die er in de laatste Lelie's verschenen van den heer Kappard. De meeste oude en jonge menschen zullen wel te wijs zijn om zich door zooiets van hun ouden sleur te laten afbrengen, en zullen wel voortgaan met hun poëtisch, onschuldig geflirt en gescharrel, om er te laat het prozaïsche en schuldige van te gaan inzien. Er zullen nog vele ‘uren van wanhoop’ doorworsteld moeten worden, die er de gevolgen van zijn. Maar 't is toch heerlijk dat zulke ware dingen gezegd worden. Met dank voor de plaatsruimte, hoogachtend Uw abonné P.P. LEENDERTZ. |
|