Aan den Rijn, ergens buiten, een processie op Sacramentsdag.
De hemel is blauw en de zon zoo mooi en de lucht zoo stil. En de klokken luiden en de straten zijn vol van zachtwuivende vlaggen en sierlijk-zich-kruisende groene guirlanden en vóór, huis aan huis, de ernstig-donkere dennen of feestblij-blinkende peppels; en in alle ramen de versierde heiligenbeeldjes, tronend in simpele bloemen en rustig pinkende lichtjes.
En dan....
Het stille schrijden der biddende rijen met brandende kaarsen en kleurige vanen; en de witte bruidjes strooiend het bonte knipsel: en de knapen in roode gewaden...., En in albe en stool de priesters, luid-zeggende de ritus-gebeden of zingend de breede gezangen.
En dan....
Omstuwd door het wierookend viertal, onder den goudenen hemel, de grijze oude