Vivisectie en Chemie.
Hoewel ik U, zeer geachte redactrice, noode een plaatsje durf vragen om over de, in de Holl. Lelie reeds zooveel besproken vivisectie, zelfs nog maar een woord te reppen, trek ik de stoute schoenen aan. En wel, omdat in uw blad herhaaldelijk, onweersproken, het scheikundig onderzoek werd genoemd, als het middel, dat alle vivisectie zou overbodig maken.
Zij, die (zooals de theoloog Naaktgeboren in de Lelie van 27 Jan.) de chemie aanwijzen, als de wetenschap, die ver genoeg gevorderd, de vivisectie zal doen verdwijnen, bewijzen zelfs niet de eerste beginselen der natuurwetenschappen machtig te zijn. Zij zouden met evenveel recht kunnen verwachten, dat schouwburgbranden tot het verleden zullen behooren, zoodra de letterkunde een vergevorderd stadium zal hebben bereikt.
Een enkel voorbeeld, om aan te toonen, dat de scheikundige analyse en het onderzoek door middel van vivisectie slechts voor zeer verschillende doeleinden kunnen worden gebezigd. Zij kunnen toch elkaar wel aanvullen, doch nooit vervangen.
Vooreerst dan een voorbeeld, waarbij chemisch onderzoek resultaten kan opleveren: De medici achten de nauwkeurige kennis van de chemische samenstelling van het maagsap van groot belang voor een goed inzicht in het spijsverteringsproces.
Wanneer de heer N. dit verneemt, zal hij ongetwijfeld blijde uitroepen:
‘Eene chemische analyse! Ziet u nu wel.’
Maar voor een scheikundig onderzoek is noodig, mijnheer Naaktgeboren, dat men over eene voldoende hoeveelheid der te onderzoeken stof beschikt.
Om maagsap te onderzoeken heeft men maagsap noodig. Hoe komt U aan maagsap? De medici verschaffen het zich, door honden, tijdens het leven, wanneer rijkelijk maagsap wordt afgescheiden, te opereeren. Gij zult het U voorzeker langs chemischen weg wenschen te verschaffen. Gij raadt dan zeker aan:
‘Maak zelf in uw laboratorium de onbekende stof en onderzoek dat maaksel!’
Dat zou zijn, alsof gij tot uwe keukenmeid zeidet: ‘van middag at ik een smakelijken pudding. Het recept er van heb ik niet. Ik weet hoegenaamd niet wat er in moet en jij ook niet. Maak jij dien pudding nu toch maar, dan kan je als ze klaar is wel vinden wat er in zit!’
Bij genoemde maagsapanalyse is chemisch onderzoek eerst mogelijk, nadat vivisectie is voorafgegaan.
Dikwijls is echter langs chemischen weg niets te bereiken. Bijvoorbeeld:
Het is alweer van belang voor een goed inzicht in het spijsverteringsproces, dat men weet welke invloeden de afscheiding van maagsap door het maagvlies bevorderen, welke daarentegen belemmerend op die afscheiding werken. Men wenscht dus, na te gaan, de werking van een bepaald orgaan tijdens het leven. Hoe zal men toch langs chemischen weg zoo'n probleem kunnen oplossen?
De chemische samenstelling van het hout van een draaibrug verklaart niet het draaien van die brug. Wie wil weten, hoe de brug draait, moet kijken, wanneer ze gedraaid wordt.
Wie de werking van een levend orgaan wenscht te doorgronden, zal moeten onderzoeken, terwijl dat orgaan werkt en zich dus moeten wenden tot levende organismen.
Ware het mogelijk de vivisectie door iets beters te vervangen, dan zouden daartoe eerder deskundigen, dan onkundigen den weg wijzen.
E. VAN LIER, med. stud.