De Hollandsche Lelie. Jaargang 17(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Wereldmacht. door Jeanne C. van Leyden. 'n Droomloos zachte slaap gleed mij van de oogen. Reeds klaarde hel 't eerste uchtendlicht der frissche, jonge lentemorgen, juublend in blond en blauwend zonnelicht. De laatste nevels vluchten zilvrend henen, de gouden spranken schittren overal en wekken kleur en geur àl om mij henen; blij klinkt der vooglen zorgloos vreugdgeschal. Wel vederlicht voel ik mij opgeheven een stofatoom, kleurschitterend in de zon, wegdrijvend in dien blauwen gloed van ether, den weg niet kennend, waar ik dien begon. Vèr om mij wijken horizonnen en wijken bij mijn nadering immer weer. Kon arendsvlucht mij sneller voort doen ijlen, de grenslijn van 't heelal, bereikte ik nimmer méér. Hoe voel ik nu mijn Liefde eindloos machtig, die schooner nog, het scheppingsmooi verklaart; en in één enkle, innige omarming heur wereld, van geluk bewaart. Vorige Volgende