uit, en de stoom is een groot beest, dat opspringend, hol en schor blaft. Het is het denkbeeld, - tot de uiterste consequenties volgehouden - dat er geen stof is zonder kracht, of, om het met zijne woorden te zeggen, geen lichaam zonder ziel.
Daarentegen zijn er voor Stehr ook geen zielen zonder lichaam, geen krachten zonder zinnelijk-waarneembaren vorm.
Ditzelfde nu - wat H.Y., over Stehr, in cene bespreking van Das letzte Kind in de N.R. Crt van Januari 1904 zegt - kan men voor een groot deel op het werk van Ina Boudier - Bakker toepassen; het slaat geheel op: De fabriek, op: Het beloofde land, enz. - tot in bijzonderheden zelfs.
Ina Boudier - Bakker heeft met Stehr ook dit gemeen, dat zij het waarneembare teekent en teekenen kan, volkomen zooals het is waar te nemen, reëel zonder toevoeging of vermooiing, metaal-zuiver.
In Speeluur teekent zij het tusschenkwartiertje op school, fotografisch juist: het uit de school-stormen der kinderen, het spelen van allen, het afzonderen van enkelen, de twee schooljuffrouwen, het weer-in-school-gaan, maar zóo dat men een blik heeft geslagen in de zieltjes der kinderen, het loome van den warmen dag heeft gevoeld, de verdordheid der eene juffrouw en het heimelijk verlangen der andere heeft begrepen, - zonder iets gewilds, opzettelijks of verklarends.
Over het algemeen teekent Ina Boudier - Bakker, als zij het reëele wil, hare personen, met vaste hand, in scherpen omtrek. Vele als de oude Margriet Falck in De fabriek, de kluizenaar op de heide in Het beloofde land, blijven in den geest.
Kinderen, nog meer kinderharten - er werd reeds op gewezen - zijn voor Ina Boudier - Bakker een open boek. Zij leest in hun zieltjes, zij proeft hun verdriet en vreugde. Jetje in Machten strekke tot bewijs. Het is een eenvoudig verhaaltje van een meisje, dat geen schoolgeld had meegebracht, omdat haar vader het, voor het oogenblik, niet had. Wat er nu in het kinderzieltje wordt geleden, de angst en het verdriet, teekent de schrijfster in het met andere meisjes naar school gaan, in het komen-enzijn op school, in het oogenblik als de onderwijzeres het geld komt ophalen en Jetje zegt, dat zij het vergeten heeft, en de school-madame haar afbijt en naar huis stuurt om het te halen.
De schrijfster weet, zonder eenige opzettelijkheid, den lezers het verdriet van het meisje te doen gevoelen, zij legt voor hen het teere zieltje bloot.
Toen Ina Boudier - Bakker Verleden schreef, was zij nog ongetrouwd en onderwijzeres. Zij vond groot behagen in het samenzijn en samenleven met kinderen, hen naar individueelen aanleg te ontwikkelen. Zij zou de school niet zoo spoedig hebben verlaten, als zij niet gemeend had, dat hare roeping buiten de school was. Toch deed het afscheid haar leed, want kinderen en kinderleven trokken en trekken haar aan. Het waren op school de gelukkigste uurtjes als zij de kleintjes sprookjes vertelde.
Zij zelf hield en houdt veel van sprookjes; als jong meisje dweepte zij met de sprookjes van Andersen, zij, die het onzienlijke, de verborgen machten overal en ten allen tijde gevoelde.
In al wat Ina Boudier - Bakker geschreven heeft, bepalen de bodem, waarop de mensch, - en de natuur, waarin hij leeft, zijn doen en willen. De heide en de dennenbosschen, het groote in de natuur spelen in haar verhalen, nevens de andere eigenschappen, een voorname rol.
De mensch behoort tot de aarde, met en uit die aarde laat zij hem ontwikkelen. Het individueele, niet het wettelijke en gereglementeerde, leidt tot iets. Het opgedwongene verlamt.
Machten en Het beloofde land leeren dit.
De mensch groeit uit de natuur en samen met zijn werk; het werk wordt een deel van hem, krijgt zijne liefde. Wordt die liefde verstoord, dan wordt het evenwicht verbroken. Het grijpt zijn mensch-zijn aan. Zoodra in De fabriek de zoons de arbeiders als doode elementen gaan beschouwen, en willen behandelen als hun loonslaven, dreigt verstoring.
Hun oude moeder Margriet Falk, de ziel van het werk, begrijpt het. Haar oude oogen zien scherp. Het onrecht wordt haar geopenbaard. Zij geeft den arbeider weder wat des arbeiders is.
In Het beloofde land worden bij enkelen de verborgen machten miskend, en eigen idealen aan anderen opgedrongen. Dit leidt op verkeerden weg.
Het beloofde land is Het Geluk. ‘Werken’ en onbesmet-blijven van de wereld, door offervaardigheid, door herziening van zich-