De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen onwaarheid van Ida Heijermans.Ida Heijermans neemt in haar Blaadje een Ingez: stukje op (door haarzelve willekeurig verkort), van den Boekhouder van de Wekker; en teekent daarbij zelve aan deze onware beschuldiging: ‘Ik neem dit Ingez: stukje op, omdat een zoo nuttige instelling als De Wekker telkens in de Holl: Lelie wordt aangevallen zonder dat verdediging in dat Blad wordt toegestaan.’ Deze woorden van Ida Heijermans zijn éen doorloopende onwaarheid. Nooit heeft de Holl: Lelie ‘de nuttige inrichting de Wekker aangevallen’. Integendeel, in de Holl: Lelie van Aug: 13, 1902 schreef ik een warme aanbeveling van ‘de nuttige inrichting de Wekker’. En in het artikel Varia van April 22, 1903, waarin ik, niet de inrichting-de Wekker, maar alleen de onbillijkheid van een man-boekhouder veroordeelde, herhaalde ik nadrukkelijk, onder verwijzing naar het artikel van Aug: 1902: ‘Van al het gunstige dat ik daarin gezegd heb over de Wekker neem ik niets terug.’ Ook na dien tijd is nooit iets ten nadeele van ‘de nuttige inrichting de Wekker’ geschreven in de Holl: Lelie, noch door mij noch door iemand anders. Integendeel is in een Ingez: stuk, voorkomend in de Holl: Lelie van 23 Dec: 1903 o.a., ‘de nuttige inrichting de Wekker’ met nadruk aanbevolen door de schrijfster van dat stuk, die zich teekent: A. Sibmacher Zijnende Kanter. Dit wat het eerste gedeelte van de onwaarheid betreft. Nu het tweede gedeelte. Ida Heijermans spreekt die beschuldiging uit zonder een onderzoek bij mij zelve, in hoeverre ik bereid ben, of was, stukken op te nemen vóór of tegen de Wekker. Zij heeft zich daarnaar niet bij mij geïnformeerd, maar schrijft deze insinuatie klakkeloos neer, zonder er iets van af te weten. De Holl. Lelie is volkomen bereid in de rubriek Ingez: stukken artikelen op te nemen voor of tegen de Wekker van abonnés en nietabonnés, mits onderteekend. Er is mij echter nooit eenig artikel betreffende de Wekker aangeboden (behalve het hierboven-genoemde geplaatste stuk van mevrouw A. Sibmacher Zijnen - de Kanter ten gunste van de Wekker), dan alleen in April 1903 twee Ingez: stukken: van den boekhouder van de Wekker, en van eene der dames-verkoopsters uit de Wekker, beide behelzend een zeer lang relaas over de verdedigbaarheid van de benoeming van een boekhouder. - Wat het eerste stuk betreft, ik vind dat de boekhouder van de Wekker niet de man is om in dezen zijn eigen zaak te bepleiten. Het spreekt vanzelf, dat hij blij is met zijn benoeming, en die voortreffelijk vindt! Om die reden, en òm de zéér groote | |
[pagina 532]
| |
lengte van zijn stuk, weigerde ik de opname en gaf ten overvloede uit beleefdheid particulier van de reden kennis aan de presidente der WekkerGa naar voetnoot*). Om dezelfde reden: van te groote lengte, had ik óók bezwaar tegen de opname van het andere Ingez: stuk, dat van de dame-verkoopster uit de Wekker. Zij trad in zeer breedvoerige beschouwingen over het, juist in die dagen, in alle couranten en vrouwenbladen uitvoerig besproken ‘Jaarverslag van de Wekker’. En omdat haar stuk dientengevolge voor de mééste lezers reeds bekende zaken ontwikkelde, die hun niet interesseerden, zond ik haar stuk terug uit plaatsgebrek, en liet haar een en ander beleefdheidshalve (daar zij mij zeer sympathiek is, en ik met alle dames-verkoopsters uit de Wekker steeds op aangenamen voet verkeer), mondeling uitleggen, door mijn secretaresse. Zij begreep die verklaring ook volkomen; en bleef ook na dien tijd op denzelfden voet met mij. Ook is de Wekker steeds voortgegaan met geregeld te adverteeren in de Hollandsche Lelie. - Ik herhaal dus ten overvloede nog eens: 1e. In de Holl. Lelie is nooit iets geschreven ten nadeele van ‘de nuttige inrichting De Wekker.’ Wel is die nuttige inrichting driemalen aanbevolen in de Holl. Lelie. Tweemalen door mijzelve, 13 Aug. 1902 en 22 April 1903. En de derde maal door mevr. A. Sibmacher Zijnen - de Kanter. 23 Dec: 1903. 2e. De Holl. Lelie is volkomen bereid Ingez. stukken van abonné's en niet-abonné's vóór of tegen de Wekker onpartijdig plaatsing te verleenen. 3e. De door mij hierboven geciteerde beschuldiging van Ida Heijermans is dus van a-z onwaar.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
P.S. - Principieel ga ik nooit in op het gedoe van Ida Heijermans, in haar vrijevrouwen-blaadje, tegen de Holl. Lelie en tegen mij. De motieven, die haar daarbij leiden, zijn in haar eigen geschrijf al te duidelijk, dan dat ik mij de moeite zou geven er notitie van te nemen. Haar gedoe is die eer niet waard! Het spreekt voldoende voor zichzelf! - Maar ik moet hier een uitzondering maken, omdat het hier geldt de Wekker, en omdat ik niet wil in het belang dier zaak, dat een verkeerde en onware voorstelling blijft bestaan. Ik keur ten hoogste af de benoeming van een man-boekhouder in de Wekker. Maar ik vind de Wekker-zelf een zeer nuttige inrichting, en wensch haar als zoodanig allen mogelijken bloei toe. |
|