De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNaar aanleiding van ‘Een Noodkreet’ door Anna de Savornin Lohman.Naar aanleiding van ‘Een Noodkreet’ werd mij den onderstaanden, reeds in de vorige Lelie aangekondigden, brief toegezonden van zeer gewaardeerde zijde. Geachte Freule! ‘Oorspronkelijk van plan een kort woord voor uw blad in te zenden, naar aanleiding van uw ‘Noodkreet’, moet ik daar door volhandigheid met andere stof van afzien. Ik had er op willen wijzen, dat m.i. voor ongehuwde vrouwen nog wel werk te vinden is, mits zij alle fatsoens- | |
[pagina 494]
| |
appreciatie laten varen, en niet alleen streven naar wat in haar oog, of liever naar haar meening, in 't oog der wereld met haar stand en opvoeding overeenkomt. M. a.w. wanneer zij niet alleen zoeken naar geestelijke werkzaamheid, waarvoor zij dikwijls allerminst geschikt zijn,Ga naar voetnoot*) maar zich bereid toonen de handen uit de mouw te steken, niet alleen in figuurlijken, maar ook in werkelijken zin. Hoevele moeders b.v. met drukke huishoudens en veel kinderen, zouden zich gaarne, zoo noodig tegen vergoeding, een gedeelte van haar last van de schouders genomen willen zien. Maar natuurlijk, wil men in die richting werkzaam zijn, dan moet men alle zelf den baas-spelen, en eigen-willetje-volgen laten varen. De opvoeding nu der jonge dames is zeker allerminst daarnaar ingericht; maar veeleer er op berekend, alsof zij allen gerechtigd zijn op een lui en onbezorgd leventje later. Hoevelen ten slotte bezoeken b.v. huishoud- en kookschool? Is het aantal niet uiterst luttel? Hoevelen kunnen goed dienstboden-werk verrichten, naaien, wasschen enz.; en juist aan dit soort werk, dat noodzakelijk moet verricht worden, is het meest behoefte. Hoevelen zijn in staat later ondergeschikten te beheeren, wien zij het werk zelf uit de hand zouden kunnen nemen, iets wat toch altijd beweerd wordt, dat ook bij mannen-werk (kantoorchefs, fabrieksbazen enz.) zoo hoogst wenschelijk is? Is het streven er niet veeleer naar de huishouding zoo gering mogelijk te maken, tot een minimum te beperken; en is niet ledigheid des duivels oorkussen? In plaats van allerlei nuttige vrouwelijke dingen, leeren de meisjes allerlei onnutte dingen, die haar waanwijs maken, en den neus doen optrekken voor vruchtbaren arbeid, terwijl zij haar vrijen tijd besteden aan zoogenaamde self-culture, handwerkjes enz. M.i. hebben wij hier te doen met een belangrijk sociaal euvel, waarop wel de aandacht mag gevestigd worden.
De geachte schrijver zegt hier precies datgene, wat ik steeds beweer; namelijk dat de hedendaagsche vrouw veel te veel minacht de huiselijke bezigheden, den handenarbeid, en een domme bewondering heeft voor zoogenaamde ‘geestes-ontwikkeling,’ en zoogenaamde ‘talenten’; welke in 99 van 100 gevallen neerkomen op de grootst-mogelijke middelmatigheid! - Ik geloof met den geachten schrijver, dat de kookschool en de huishoudschool veel nuttiger opleidingsscholen zijn voor het meerendeel der vrouwen, dan de Academie, de teeken-academie, de muziekschool, enz. enz! Maar ik vind het jammer, dat de directrices van deze kook- en huishoudscholen de fout begaan, veel te veel theorie te eischen van hare leerlingen; zoodat ik verscheidene meisjes weet, die het eind-examen niet konden afleggen, omdat zij zich, vóór 't zoover was, overwerkt hadden. Het is onmogelijk voor de meesten, tegelijk allerlei handen-arbeid, als koken, schuren, schrobben, enz. te verrichten, en óók nog van allerlei hoofdwerk er bij te bestudeeren! 't Laatste schijnt mij, met het oog op het doel van de meeste leerlingen, overbodig! - Dat heel veel meisjes beter deden huishoudster in een druk gezin te worden, dan zichzelve toe te leggen op geestesarbeid, geloof ik met den geachten schrijver. Maar de loonen van ‘juffrouwen’ zijn véél te laag. Omgekeerd echter zijn de meeste ‘juffrouwen’ zoo onbruikbaar, en kennen zoo weinig, dat men het den mevrouwen niet kwalijk kan nemen, wanneer zij aan een goede en bekwame meid met genoegen meer loon toekennen, dan aan een ‘juffrouw,’ wier ‘juffrouwachtigheid’ zich uit in zich voor alles te veel ‘dame’ voelen en niets grondig kennen. |
|