“Gaat de kleine jongen al school?”
“Nee meneeren. Maar-ie mot toch wel gauw.”
“Kosteloos?” 't Woord ontviel ons, 't klonk wreed in 't armoe-hok.
“Natuurlek meneeren, wij kenne 't niet betale.” En zich toen tot een van ons wendende: ben jij 'n meester?’ ‘Ja, hoe dat zoo?’ was ‘de wedervraag. En toen kwam 't verhaal van 't jongentje dat naar school moest. Hoe ze an kleertjes voor 'm moesten komen? O, daar zorgt God voor, zeide ze, en ze vertrouwde 't vast.
Onder 't krottenpand was 'n slachterij; de bloedlucht steeg door 't pand naar boven, bedierf nog het kleine restant je frissche lucht, dat in 't krot overbleef.
En daar groeien de kindertjes op, in 'n ongezonde verpeste atmosfeer, in een leven, zoo dicht bij en toch ook weer zoo ver van de maatschappij.
En toen we bij ons heengaan 't oudje vroegen, hoe ze 't hier in zoo'n krot kon uithouden, zei ze: ‘Wij vertrouwen op God, meneer.’
'n Echt vergeten vuilnishoekje, 'n steegje waar afval van dagen en weken ligt te rotten, vonden we in de Raamstraat 48, de zoogenaamde Bloemengang.
Hoe een Gemeenteraad aan zulk een smerig slop zoo'n poëtischen naam kan geven, is ons een raadsel. We liepen 't vunzig gangetje door, passeerden eenige woonhokken, waar vrouwen, nieuwsgierig glurend onder 't gore gordijntje, met groote oogen keken naar 't ongewoon bezoek. Bij een halfduistere opgang hielden we stil, keken zoekend in de gapende holte van het trapgat. doen gingen wij naar boven, waar een schamele vrouw met een vragend gezicht de deur opende. We traden in een woonhol, dat natuurlijk weer in een halfduister gehuld was, achter in 't vertrek was totaal geen licht! En dan - zeker een tractatie van den huisheer! - 'n steenen vloer!
Op die steenen vloer moeten 'n nachts 6 kinderen slapen!
Vader is al drie jaar werkeloos!!
En hier, in dit vunzig krot, zonder licht, in dit hok met z'n steenen vloer zijn reeds vier kinderen gestorven!
Zie, toen ik dat boekje neerlei dacht ik aan Een Vergeten Hoofdstuk, uitgekomen in de dagen van het Officieele Gedenkboek bij de Troonsbestijging der Koningin. - In dat Vergeten Hoofdstuk toonde de schrijver aan, met namen en feiten, dat alles lang niet zoo mooi is ten onzent, als officieele geschiedschrijvers 't wel willen voorstellen; dat er armoede heerscht, en gebrek, en ellende, in menige klasse der Maatschappij en in menig gezin!
Juist nu wordt er wéér feest gevierd, ter eere thans van de andere Koningin, van Koningin Emma. - En Freuletjes, die anders preutsch doen van den aanblik van ‘zoo'n schepsel’ als een demi-mondaine, en die zichzelve in 't gewone leven te heilig achten, dan dat zelfs haar japon beroeren zou, die van ‘zoo'n schepsel,’ ‘op wie iets te zeggen valt,’ - vinden zich thans, ‘voor 't goede doel’, verplicht in 't publiek op te treden als danseuses en actrices, en wat dies meer zij!
Mijnent wege!
Maar och, laten ze dan óók eens denken aan de armen verwaarloosde kinderen, die óók leven onder de Regeering van onze Koninginnen, en die noch feestvreugde, noch jeugd kennen; voor wien elke dag 't zelfde is: een van verkommeren in armoede, stank, vuil, en ellende!
Ik weet wel, Dames en Heeren van de ‘Aristocratie’, Baronnen met roode jachtrokjes opgesierd, en gravinnetjes, die met de punt van Uw lippen Engelsch en Fransch koeterwaaltst, en, niet te vergeten, gij, pseudo-freuletjes, en pseudo-aristocraten, die de onuitsprekelijke eer geniet, van te worden geduld in den high-life-kring, van te mogen méédoen, om Uw geld, of positie, of invloed, met de èchten, ik weet wel, gij Steunpilaren der Maatschappij, van naam, geld, ‘relatie’, dat gij in deze Koninginne-dagen bereidwillig springt, danst, acteert, musiceert, in één woord edelmoedig Uzelf, voor f 10 per plaats, belachelijk maakt,... omdat het ‘chic’ is zich te offeren aan dat goede doel: Oranje-Nassau-oord!
- Want, wat is deftiger en méér chic, dan te springen, en te dansen, en te gillen (o, pardon, te ‘zingen’!), ter eere van een ‘stichting’ die staat onder de speciale bescherming der Koninginnen!!
Maar toe, laat Uw goede hart óók eens meespreken voor een ander goed doel! Geef óók eens beweging aan Uw adelijke beenen en handen en longen, terwille van de arme verwaarloosde Kinderen; die, helaas, behooren tot: Het Vergeten Hoofdstuk der Maatschappij.
Zij-óók zijn onderdanen, van die door U zoo hooggeëerde Koninginnen van Nederland!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.