Nagekomen Correspondentie.
Epano en Norrsken. - Ik heb aan u beiden, in antwoord op uw vragen, een briefkaart verzonden. Maar beide brief kaarten kwamen terug wegens onvolledig adres. Wees dus zoo goed mij uw adres nauwkeurig op te geven.
Naar aanleiding van mijn stukje over ‘O mocht ik moeder zijn’ van Lotos (in de vorige Lelie), ontving ik van een dame, die ik zéér hoogacht om hetgeen ik over haar vernam, een schrijven van adhaesie dat ik hier gedeeltelijk afdruk. Het is zoo wáár, alles wat deze moeder schrijft; en het is zoo goed dat zulke getuigenissen waarschuwend komen onder de oogen van jongere vrouwen en meisjes.
‘En daarom, kan ik er ook mijn gedachten bijzonder op vestigen, en ben het volkomen met U eens, waar U zegt, geheele liefde voor den man. Zij, die getrouwd zijn, om getrouwd te zijn, om geborgen te zijn, dezulken zijn het, die geen achting voor den man hebben, en geen liefde, noch voor man of kinderen, in het minst kunnen gevoelen. Ze geven om niets. Ze zijn egoïst, en daarom gaan ze uit, om zich te verzetten, om dien band niet te voelen. Daarom hebben ze 't zoo druk met alle bijzaken, waar ze niets mede te maken hebben. Hun plicht, dien verzaken ze in alles. En de meeste van die vrouwen, daar zijn de moeders schuld van; die hebben in dienzelfden geest geleefd, ze hebben hun kinderen niet geleerd achting voor den man en vader te koesteren. Zij gaan uit, laten de meiden thuis baasspelen, en loopen met hun dochters elken middag te koop. Het is bepaald treurig, zooals die toestand tegenwoordig is, verderfelijk voor de toekomst; tegen dat de jonge dames gaan trouwen, gaan ze een half jaar naar de kookschool. Of men dan een degelijken pot, zooals 't hoort, kan koken? Dan nemen ze een keukenmeid, en zij gaan uit, en maken, vóór dat ze uitgaan, een of ander toespijs klaar. Gaat de meid weg, dan nemen ze, om niet te koken, (voor 't gemak heet 't dan), eten van den kok. Maar 't is, omdat ze er geen raad mee weten om 't smakelijk klaar te
maken.
Als de moeders al hetgeen wat de kinderen hebben moeten leeren weten, dan is 't hun plicht, om ze dan te bekwamen in de huishouding, dat ze niet afhankelijk van meid, of kok, of naaister zijn. Trouwt zoo iemand, die van alles kan, grof en fijn werk, die zal den man gelukkig maken, of hij veel of weinig verdient. Hij werkt en zij werkt, en bezorgt hun huishouden, met hart en ziel; en ze leven gelukkig’....
- Het slot van deze beschouwing is zoo treffend waar. De tegenwoordige jonge meisjes trouwen zonder iets af te weten van de plichten die zij op zich nemen. Zij doen aan schilderen, aan letterkunde, aan socialen arbeid, aan allerlei nuttigheid en liefdadigheid; maar van de plichten van een huishouden weten zij niets af. Zij meenen in hun onnoozele domheid, dat zoo iets als huishouden-doen te min is voor hun beschaving en ontwikkeling. (En geven daarmee het allerbeste bewijs hunner minderwaardige hersenen!) - Ik heb een mijner kennissen, die een rijken man trouwde, hooren zeggen: ‘Waartoe zou ik koken leeren. Ik kan mij immers een goede keukenmeid aanschaffen tegen hóóg loon!’ Dat het voor een vrouw, die haar man lief heeft, een genot is zelve voor hem te zorgen, door b.v. als hij ziek is, ziekenkostjes voor hem klaar te maken (waarvoor zorg en toewijding noodig is, die een betaalde keukenmeid niet altijd heeft) dat viel deze aanstaande echtgenoote even weinig in, als zij begreep, dat ook de bekwaamste keukenmeid noodig heeft het toezicht en de leiding harer mevrouw, en deze uitlacht en beetneemt, wanneer zij de onkunde harer meesteres bemerkt.
Nog erger is, wat ik een moeder van kleine kinderen hoorde zeggen: ‘Och kinderen-zorgen vallen zóó mee! Toen ik er eén had, dacht ik dat het drukte gaf; maar nu er verscheidene zijn weet ik me wel te redden.’ - Want, waarin bestaat dat ‘zich weten te redden’? In haar rijk-zijn? Met haar véle geld huurt deze ‘moeder’ verpleegsters als haar kinderen ziek zijn, zet er, nacht en dag, kindermeiden bij, en vervangt de ééne bonne die wegloopt dóór de andere. Wil ze op reis, dan huurt ze hulp van denzelfden aard. Zijn haar kinderen maar even in staat tot loopen, dan zendt ze hen naar Fröbelscholen! Enz. enz. In één woord, 't gaat haar precies als de dame van de goede keukenmeid! Met haar geld schuift ze van zich af de plichten voor haar gezin; en lééft voor zichzelve!
Maar waar blijft de liefde tot man en kinderen? Zoo iemand loopt den ganschen dag haar eigen genoegens na, en houdt een man en kinderen voor haar plezier. Maar van liefde, die in zelfopoffering en toewijding aan man en kinderen een genot vindt, begrijpt zij niets.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.