was! Ze had 't wel gezien, al had ze een omslagdoek om!
Zóó kende ze er wel méér. Op straat hingen ze de chic uit, niets dan zij en kant, en in huis liepen ze met gescheurd goed.
Na eenen kwam Pauline binnen met haar brood en een kannetje koffie.
Juffrouw Leentje at met smaak, ze had van kwart over zeven af niets meer gehad en de warme koffie deed haar bepaald goed.
Om half twee kwamen de dames bij de juffrouw zitten. Vriendelijke meisjes, alle twee en handig waren ze ook. Ze vroegen de naaister om raad en naaiden hard mee.
De mantel was ondertusschen afgekomen, zeer naar den zin van juffrouw Caroline, die zich ‘freule’ noemen liet. Ze waren niet van adel, dat wist juffrouw Leentje secuur. Die Haagsche bluf, nou, haar een zorg, Freule als ze 't verlangden, het bleef háár gelijk.
Ze hoorde de freules praten over de dansclub die gisteren voor 't laatst bijeen gekomen was.
Over de japon van die, over het kapsel van die vriendin, over het dolgezellige souper en de grappen bij den cotillon.
Ach, hoe juffrouw Leentje óók eens snakte naar een pretje. Voor háár was 't maar steeds naaien, naaien en Zondags als 'n extraatje eens 'n wandeling door het bosch. Wel ja, 't was heerlijk wonen, einde Eerste van den Boschstraat, maar ze moest moe ook behoorlijk d'r centen thuis brengen, anders kwam de ziel er zelve niet!
Van tijd tot tijd spraken ze vriendelijk een woordje tot juffrouw Leentje.
Hoe vond de juffrouw deze kant? Het was echte oude, die mama vroeger op een hofbal in Duitschland had gedragen. Had de juffrouw 't erg druk? Zij, de freules, zouden zoo erg graag haar nog een paar maal bij zich hebben vóór hun vertrek naar Italië.
En de freules merkten op, dat de naaister voortdurend bleef naaien onder hun gepraat, en vonden haar zeer beschaafd en netjes in het spreken.
Om drie uur moest freule Ada passen, en toen gingen zij zich kleeden; er kwam ‘theevisite.’
De juffrouw wilde zeker wel haar best doen de blouse zoo ver af te krijgen, dat zij haar zelf konden afwerken.
Toen was juffrouw Leentje weer alleen.
Ach, ze wist 't wel, 't was altijd zoo geweest dat de een zooveel had, de ander zooveel minder. Zij zelve had het vrij wat beter dan hare vriendin, die geen ouders meer had en met moeite rondscharrelde met haar geld om zich te kleeden en de huur van haar kamertje te betalen. En zij was zeker niet te beklagen zoolang ze moe nog had en d'r ‘thuis,’ dat ze voor geen geld wilde missen.
Ze moest even naar de keuken om een strijkijzer. Pauline was aan het koken. Juffrouw Leentje moest maar even wachten, 't ijzer zou zóó wel goed zijn. Waarom mevrouw eene Duitsche meid had genomen? Zij had meer op met de Hollandsche, die zagen er vrij wat knapper uit dan die slons.
Er was ook nog een knechtje, dat het zilver stond te poetsen. Die moest zeker de ‘visite’ opendoen! Jawel, de slons voor 't werk, 't knechie voor de chic!
Er werd gebeld. Jan trok gauw zijn jasje aan en ging opendoen.
‘Helpt hij je veel?’ vroeg juffrouw Leentje.
‘Er? ach nein, nein,’ zei Pauline. ‘Er kommt erst um zwei Uhr!’
‘Spreek je geen Hollandsch?’ vroeg juffrouw Leentje. 't Slonsje beviel haar wel, het was zoo vriendelijk.
‘Verstahen, goet, spreken nicht,’ zei Pauline en lachte.
‘Nu zal het ijzer wel goed zijn,’ en knikkende ging juffrouw Leentje de keuken uit.
‘O ja, Pauline, breng je me meteen een kommetje water?’ vroeg ze nog om het hoekje.
‘So gleich,’ antwoordde Pauline en kwam haar achterop met het gevraagde.
Toen aan het strijken en daarna maar weer druk aan het naaien. Ze schoot al mooi op. 't Was nu bij vijven. Ze begon trek te krijgen. Nu begon moe thuis op te doen. In de week aten ze om half zes voor Lize, die op school overbleef en dus geen warm eten zou krijgen anders. Goeie moe, die moest toch ook druk werken en vader die lam was en met alles, letterlijk met alles moest geholpen worden. D'r jongste zuster Lize werkte hard voor d'r eind-examen hulponderwijzeres. Ach, dan had zij 't nog zoo kwaad niet, ze had ten minste een rustig leven en ruim d'r brood. Ze had ook meer extraatjes dan Lize, die werkte zich ziek, met het examen in het verschiet.
Pauline was de lamp op komen steken en had Juffrouw Leentje de tafel helpen verzetten, vlak onder het licht, anders kon ze niets zien.
‘Wanneer gaan we eten?’ vroeg Juffrouw Leentje.