Oh! men with sisters dear!
Oh! men with mothers and wives!
It is not linen you 're wearing out,
But human creatures' lives!
Stitch - stitch - stitch,
In poverty, hunger and dirt,
Sewing at once with a double thread
A shroud as well as a shirt.
Dit zijn maar enkele smartelijk uitgekreten regels uit dezen onsterfelijken zang vol mededoogen voor de armen dezer aarde; de armen en verdrukten.
In het Kerstnummer van Punch 1844 verscheen hij, en wij lezen in Hood's levensbeschrijving dat dit vers meer heeft gedaan voor de naaisters in nood, dan wat ook tot op het toenmalig tijdperk te haren behoeve beproefd werd. Met voldoening kunnen we dan nu weer schrijven 1844 in plaats van 1903, want we zijn er waarlijk in barbaarschheid en onmenschelijkheid niet op vooruitgegaan. Dat zoo iets nu nog mag zijn! In de 20ste eeuw! De negentiende was de eeuw van het licht!?, moet nu de twintigste de eeuw der duisternis blijken?
In Holland doen we al even lief als in Engeland. Herhaaldelijk wordt er dan ook over geklaagd. Onlangs was mijne huisnaaster, een betrouwbaar meisje, in een soort van confectie-zaak te Delft, waar men haar een plaats als chef over het atelier-personeel aanbood, en zij hoorde met eigen ooren dat aan een naaisters voor het naaien van zes damespantalons uitbebetaald werd 75, zegge vijf en zeventig centen. Een machtelooze woede deed haar beven, en drong haar eindelijk de vraag naar de lippen: ‘Is dàt waar... kàn 't zijn zes pantalons, 75 cts?’ En onverschillig koel antwoordde men haar: ‘Wel ja, waarom niet... 75 cents, 't is genoeg.’
Zie, het is toch al te erg. ‘Te veel’ ontbrak nog.
Adres op adres moest naar regeering, naar de Koningin, naar al wat bij machte is te helpen, om hier menschen te redden uit kommer en gebrek.
Als nu alle zenuwzieke jonge dames met muizenissen in hun hoofdjes, hun denkbeeldige kwalen eens vergaten, en werkelijke tranen stortten over de nooden harer zusteren, en dan verkwikt en verfrischt zeiden: wij willen onszelf vergeten, en iets doen voor anderen, wij willen zorgen gaan dat onze seksegenooten niet behandeld worden onder het huisdier, den hond, het paard, de kat, die dikwijls over-teeder verzorgd worden - ja, dan zouden eenige doktoren, die de raadselen der zielsziekten trachten op te lossen, misschien minder rijk worden, maar de jongedamesschare frisscher, gezonder, krachtiger en beter en levenslustiger. Altijd wordt er gekakeld, gezeurd, gezanikt, geteemd over de rechten der vrouw, maar wat helpt dat praten, zoo lang er niets gedaan wordt? Mettertijd zullen de vrouwen met de mannen in de Tweede kamer werkzaam zijn tot ons heil. Ik geloof 't graag, en ik dank alvast vriendelijk voor de goede zorgen die ons alsdan zullen beweldadigen - maar als er nu maar alvast iets tot stand kwam. Met al die bonden waaraan arme menschen nog een deel van het karig loon moeten afstaan, komen zij m.i. toch niet vooruit. De knevelarijen gaan hun gang.
De fabrieken leveren te goedkoope en te onsolide waar. Waarom de verkoopprijzen niet hooger gehouden en de werksters ruim en menschwaardig betaald? Waarom is het ‘alle waar naar zijn geld’ uit de mode?
Waarom moet die tot lage prijzen te verkrijgen ‘staatsie’ met geweld de ondergang worden van arme tobsters vooral? Waarom heerscht er zulk een groote ondegelijkheid van begrijpen? Waarom maken de fabrikanten met hun goedkoope en aanlokkende lor-producten, dat de dienstmeisjes niet meer denken aan hun werk, maar alleen om naar den schijn te wezen een dame, (alsof het dame-zijn zit in het aantrekken van eenige kleedingstukken) terwijl zij met ordentelijke loonen steeds blijven zoo arm als Job, hun plichten vernalatigen, en maar steeds voor hun oogen hebben dansen: de goedkoope mantels, hoeden, bloemen, veeren enz. waaraan zij al hun salaris besteden, en er toe bijdragen dat een aantal arme vrouwen heen worden gedragen naar een ontijdig graf. En wij dames ook, wij hebben schuld. Diep, diep schuldig zijn wij. Wij moesten informeeren bij onze leveranciers welke fabrieken hun leveren de kleedingstukken, voor zoover die komen uit ons eigen land, en wij moesten niet willen koopen goed gedrenkt in het zweet, het bloed en de tranen onzer ongelukkige sekse-genooten. Het zou den dienstmeisjes niet schaden duurdere dingen te koopen die langer duren, en ons zeker niet. Ik ben geen socialiste, ik hoor niet tot ééne partij, tot géén kerkelijke en géén politieke, ik ben niets van de dierenbescherming. Maar zoodra er nu eens een vereeniging tot bescherming van menschen wordt opgericht, tot bescherming van