En, zelve daarbij nog eens doorbladerend dit juweeltje van menschenkennis, viel mijn oog op menig aanteekening die ik erin gemaakt heb, nu al eenige jaren geleden, toen ik het drama voor de éérste maal las. -
Ook bij de hierboven-aangehaalde woorden stond een dikke blauwe streep....
Toch was ik, toen ik dien streep maakte, nog geen Lelie-redactrice....
Maar, nu Uw hartelijke, vriendelijke brief vóór mij ligt ter beantwoording, en, gelijktijdig, een toeval mij dien reeds-langgeleden door mij aangestreepten uitval van dr. Stockmann uit ‘der Folksfeind’ weer onder de oogen brengt, nu kan ik geen beter motto kiezen, om U, mijn vriend, te verklaren en mijn redactrice- en mijn vrouwgevoel, zoo tegenover gesteld aan elkaar.
‘Mijn beste kleederen’....
Zie eens, wanneer ik als vrouw mijn ‘beste kleederen’ wilde aantrekken: zachtheid, liefde, vergevensgezindheid, toegevendheid, goedheid, wanneer ik, omkleed met dat teere, doorzichtige gewaad, wilde ‘kampen voor vrijheid en waarheid’ als Lelie-redactrice, zeg zelf, gij die de wereld zoo goed kent mijn waarde vriend, zou ik dan niet lang-reeds zijn ondergegaan in zóó ongelijk een strijd! - Zeg zelf, gij die kent de modder en het vuil waarmee de wereld werpt hem of haar, die durft kampen voor ‘vrijheid en waarheid,’ gij die kent de leugen en het onrecht en de gemeenheid waaruit ‘de maatschappij’ zichzelve zulk een hecht pantser heeft gesmeed, zeg zelf, gelooft gij dat een vrouw, die kampen moet voor ‘vrijheid en waarheid’, dien strijd strijden kan, met haar ‘beste kleederen aan’; haar vrouw-kleederen, van liefde, zachtmoedigheid, geduld, lankmoedigheid, vergevensgezindheid....?
De redactrice, die kampt voor ‘vrijheid en waarheid’ kan, terwijl zij dat doet, géén vrouw zijn ‘met haar beste kleederen aan’. - Om den strijd uit te houden, moet zij zich verschansen achter een pantser van ijzerharde ongevoeligheid, waarop afstuit al het vuil waarmee ze haar werpen, waar niet doorheen kan dringen de hand die haar tracht te kwetsen in haar heiligste, teerste vrouwgevoelens! Alleen zóó kan ze kampen met en tegen den man, op wiens gebied ze is getreden....
Voor U, mijn vriend, voor al degenen, die particulier met mij te doen hebben, voor mijn kleinen vriendenkring, ben ik niet de redactrice, ben ik de vrouw, ‘met haar beste kleederen aan.’ Hoe méér liefde, hoe méér vergevens gezindheid, hoe méér zachtheid, hoe méér goedheid, hoe méér geduld,.... hoe schóóner en liefelijker dat echte-vrouw gewaad is, dat ben ik met U eens, gij weet het! - - Maar zulk een gewaad is geen strijdgewaad, passend voor den strijd om ‘vrijheid en waarheid.’
Want, gegeven zooals onze altijd onvolmaakte, ruwe wereld, en onze dikwijls oneerlijke journalistiek, en onze dikwijls zeer ongemanierde en lompe en domme menschheid nu eenmaal is, komt men er in een strijd voor ‘vrijheid en waarheid’ helaas nimmer af zonder ruw te worden geworpen met vuil en steenen, evenals het dr. Stockmann verging. - En, nog tienduizendmaal erger dan hij, als men vrouw is.
- Het werk dat ik, als Redactrice, te volbrengen heb, dat door de omstandigheden geworden is, mijn werk in dit leven, het láát zich niet volbrengen in mijn ‘beste kleederen’. Ik heb ervoor noodig: een werkkleed - Zelfs de man die zulk een werk volbrengen wil: ‘Een strijd voor vrijheid en waarheid’, ziet zijn ‘beste kleederen’ - evenals het dr. Stockmann ging, - maar al te spoedig gescheurd en bevuild, door het gepeupel en janhagel dat zijn edelste bedoelingen miskent en tracht die te verijdelen.
Hoeveel te méér is dat niet het geval met de vrouw, wier ‘beste vrouwgewaad’ zooveel teerder, fijner, dunner, sneller te bevlekken is, dan de kleederen van den man het zijn; en die men dáárom, - juist omdat ze vrouw is, - zoo gráág ruw aan pakt, en zoo graag bevuilt in haar ‘beste kleederen,’ wanneer ze die niet angstvallig verhult, en zichzelve tegen zulke aanraking beveiligt in een werk-mors-jurk. -
Of ik die mors-jurk nu gráág draag, of ik niet die vrouwen benijd wien het leven vergunt altijd haar ‘beste kleederen’ te dragen: van liefde, zachtheid, geduld, vergevensgezindheid, goedheid, lankmoedigheid... vraag het mij niet, mijn vriend, wrant dat is een zaak die alléén mijzelve aangaat. - Ik ben geworden die ik ben in 't leven... Hoe en wáárom ik zoo werd, doet er niet toe. Het leven leidt ons waar het ons hebben wil. Wij méénen zelf te kiezen den weg. Maar het leven kiest voor ons.... En we bemerken dat eerst als het is geschied....
En zoo sta ik dan nu in den strijd. Maar die strijd zij er steeds een voor ‘vrijheid en waarheid;’ en daarom is het een strijd waarin