De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.
| |
[pagina 353]
| |
voorstellingen bezoeken, maar bewaarplaatsen voor de kleinen der mingegoeden, onder de schooljaren, opdat ouders, die dagelijks van huis zijn, ze hier aan de hoede van geschikte personen kunnen toevertrouwen. Of er vele ouders zijn, die zich 't liefst van den moederplicht, de voeding en opvoeding hunner kinderen, ontslaan, door ze bij anderen uit te besteden en door vreemdelingen te laten bezorgen? Op gevaar af, van te worden beschouwd als iemand, die aan alles en nog wat doet, zal ik een paar cijfers noemen: In 1895-96 voedden te Berlijn slechts 17,5% van de moeders, die een huis met zes kamers bewoonden, haar kinderen zelf, tegen 58,4% van de moeders, die een woning hielden met één kamer. Van de eerstgenoemde 17,5% nam bovendien ⅓ gedeelte een min. Die kinderbewaarplaatsen nu, mevrouw, die het moderne opvoedingssysteem er op uitgevonden heeft, om van lasten, die het jonge kind zijn verplegers oplegt, te worden verlost, betreur ik ten zeerste: Een moeder met een hart voor haar kind, is geen moeite, geen opoffering te groot, als zijn gezondheid er door gebaat, zijn toekomst er door verbeterd wordt. Toynbeeavonden roept de Vrouwenbond of de Vereeniging voor V.V. in het leven. Ze willen de dienstboden ontwikkelen en beschaven, toenadering brengen tusschen de hoogere en lagere klasse, haar binnenshuis een prettig uurtje bezorgen. Ik vraag u: zijn daar afzonderlijke lokalen voor noodig? Behandelt Uwe dienstboden als Uw huisgenooten, verschaft ze in Uw eigen woning een gelegenheid tot bezigheid en ontspanning, en onderhoudt een gezelligen omgang met Uw personeel. Zijn de resultaten van Uw toynbeeavonden zoo aanmoedigend? Spreekt het meerendeel der dienstboden met meer waardeering van haar Mevrouw of Juffrouw dan vroeger? U zult zeker zulk ‘mannengedoe’ vervelend vinden; maar ook mannen mogen hun oordeel weleens uitspreken over de uitvindingen der moderne vrouw, die meer voor haar eigen lieve rust of uitspanning, dan ten bate van 't algemeen dienen, en die bij hare geboorte reeds het uiterlijk van een teringlijdster hebben. De vrouwenbeweging was een vijftien jaren geleden op een beter spoor dan thans. De Vereeniging ijverend voor gelijkstelling van beide seksen (in anderen zin dan de schrijfster van het ‘ontwaken der Vrouw’ dat wil,) strijdend voor verbetering in den rechtstoestand der vrouw, (die, ik geef het toe, verbetering behoeft,) raakt in den maalstroom van dwalingen en in het net harer nuttigheidsideeën verward. De vrouw van het ideale huwelijk, zij heeft zeker - in de naaste toekomst - geen plaats in de Vrouwenvereeniging, of den Vrouwenbond. Maar, zoo ze zich al met de bescheiden rol van huisvrouw, moeder en echtgenoote tevreden moet stellen, heil den familiekring, heil dat kroost, dat door die vrouw geleid en verzorgd wordt.
H.H. |
|