Verdraagzaamheid en Theosophie.
Het nommer van ‘Theosophia’ van 7 Nov: 1903, vangt aan met een hoofdartikel, waarin ‘Verdraagzaamheid’ niet alleen ten sterkste wordt aanbevolen, maar waarin zelfs letterlijk staat: Pag. I: ‘Verdraagzaam te zijn jegens de meening van anderen is de eenige voorwaarde van toelating tot het lidmaatschap van de Theosophische Vereeniging die wij hebben moeten onderteekenen.’ (Het hoofdartikel is onderteekend: Redaktie.)
In hetzelfde nommer pag: 442 komt voor, onder het opschrift: ‘Een Onzer Beoordeelaren’ een zeer onverdraagzaam stukje, naar aanleiding eener zeer vreedzame correspondentie in de Holl: Lelie van mijn hand, van 14 Oct: jl:, welke correspondentie geldt niet de theosofie, maar alleen het voor mijn persoonlijken smaak meer of minder sympathieke der persoon: Annie Besant.
Niettegenstaande ik in diezelfde correspondentie bovendien uitdrukkelijk erop wijs, dat ik de oprechtheid der bekeering van Annie Besant niet kan of wil beoordeelen, maar alleen wat mij persoonlijk betreft, niet in staat ben de ‘bewondering’ mijner correspondente voor haar als vrouw te deelen, word ik in het ‘verdraagzaamheid’- aanprijzende Blad: Theosophia vinnig beschuldigd: dat ik ‘mijn toevlucht neem tot lasterlijke verdachtmaking’. Inplaats van met feiten te bewijzen waarin die ‘laster’ dan eigenlijk bestaat, zegt de ‘verdraagzame’ theosoof: ‘Wij achten het verre beneden ons op een dergelijk iets in te gaan.’ - En het eenige wat hij, in de páár regels waaruit zijn kwaadaardig uitvalletje tegen mij bestaat, kan aanvoeren om mij te overtuigen van ‘laster’ is.... een Autobiography van Annie Besant. -
Naar mijn meening, en ik denk die van elk verstandig, onbevooroordeeld mensch, niet bepaald een heel onpartijdige bron om het rechte over haar te weten te komen....
Echter kan ik den ‘verdraagzamen’ theosoof de éérlijke verzekering geven, dat hij zich geheel en al vergist in zijn vooronderstelling, alsof ik, òf Annie Besant, òf de theosofie wil ‘belasteren’.... Ik denk er niet aan! Ik vind het integendeel heel gelukkig, wanneer ik verneem dat de een of ander vrede heeft gevonden bij die zeer móóie levensbeschouwing. - En ik zal ook heel blijde zijn als ik op afdoende gronden overtuigd word, dat alles