dat ik U pijn veroorzaak omdat ik de waarheid zeg; en, omdat gij U dat zelve zoo welbewust zijt dat ik de waarheid zeg, wilt gij haar liever niet hooren, en wordt er boos om als gij haar leest, telkens opnieuw. - Maar tegelijkertijd zijt gij veel te eerlijk, hebt gij te veel behoefte aan waarheid, om U te kunnen en willen afwenden van mij. - Gij zoekt mijn gezelschap door mij trouw te lezen: gij voelt telkens en telkens weer dat ik, om hetgeen gij mij vroeger met dezelfde woorden hebt geschreven nog eens te herhalen; ‘Het beste in U wakker schud.’ - Maar tegelijkertijd kunt gij 't niet velen, dat ik U daarbij soms pijn moet doen, moet kwetsen in uw moderne-vrouw-achtigheid, (waarvan gij-zelve U wel bewust zijt dat zij U niet voldoet.) - Dan vliegt gij op..., en maakt U boos....
En dat spijt mij zoo voor U. - Maar ik mag nochtans geen haarbreed afwijken van mijn plicht, die ik in dezen zoo duidelijk en klaar vóór mij zie. Die plicht is: Waar het lot mij, als vrouw, geroepen heeft op te treden in het publiek, andere vrouwen eerlijk en zonder zelfverblinding te waarschuwen, te helpen, te raden.
Zonder zelfverblinding! - Want, waar gij schrijft: ‘Ja freule, dat wascht U het water van de zee niet af; niet door uw geboortedatum alleen, maar door Uw optreden, door Uw persoonlijkheid, door heel Uw wezen, behoort U tot ons moderne jonge Hollandsche vrouwen,’ wel daar hebt gij volkomen gelijk, mijn lieve Aman in dit uw beweren. Maar geenszins volgt daaruit, dat ik, omdat het lot mij riep tot de voor vrouwen-niet-aan te bevelen loopbaan van publiek-persoon, van journaliste, uit zelfverblinding en kleinzielige ijdelheid dat lot wil aanprijzen aan andere vrouwen, als het beste en begeerlijkste vrouwendeel.
- - Dat is juist de zoo verachtelijke fout van de moderne-vrouw: de ongehuwd-ontevredene, en de gehuwd-gedesillusioneerde, dat zij, in plaats van zichzelve te erkennen als de uitzondering, met geweld van optreden en, tegen beter weten in, tracht te ontkennen dat haar positie abnormaal is, tracht naar beneden te halen het gewone, natuurlijke, alledaagsche, maar tot tevredenheid en geluk-leidende vrouw-, echtgenoote-, en moederbestaan; waartoe de natuur het vrouwlijke wezen zoo-blijkbaar heeft bestemd...
Wie dat doet, wie, omdat zij-zelve, om wat voor reden dan ook, vrijwillige of onvrijwillige, tot de uitzonderingen behoort, aldus, uit zelfverblinding, zelfbewierooking, of jaloezie, andere vrouwen tracht te leiden in een dwaalspoor, tracht haar wijs te maken dat de uitzonderingen eigenlijk de ware vrouwen zijn, die begaat m.i. een groote zonde aan haar eigen geslacht.
En het is omdat ik die zonde niet wil begaan, dat ik schrijf over de derdegeslachts-producten zooals ik het doe... En als gij mij nu toeroept: Gij zijt toch óók een moderne vrouw dóór Uw schrijven en optreden, dan hebt gij gelijk dáárin. Maar, juist omdat ik dit moet zijn gedwongen door het lot, juist daarom waarschuw ìk te eerlijker die anderen die het niet behoeven te zijn, die het worden willen uit ijdelheid en zelfvergoding en egoisme....
En dáárin dus sta ik niet op één lijn met U: ‘moderne, jonge, Hollandsche vrouwen!’ Daarin wijk ik hemelsbreed af van U allen, dat ik de waarheid erken en begrijp.... terwijl gij en de Uwen die niet wilt zien, niet wilt begrijpen... uit dommen hoogmoed....
Want, geloof mij, dit soort hoogmoed van de moderne-vrouw, die meent dat haar onafhankelijk-optreden, haar beetje talent of verstand, haar moed van alleen-reizen, of van vaardigheid in schieten en schermen en zwemmen, en wat dies meer zij, dat al deze ‘vruchten van het feminisme’ haar sieren en tot eere strekken, dit soort hoogmoed is zoo dom, zoo dom!....
Het is zoo ontzettend dom niet in te zien, dat de waarde, de kracht, de macht, de adel, de hooge beteekenis der echte vrouw ligt in een geheel andere richting, dan in die der moderne-zich-zelve-bewierookende, kunstdoenerige, werkdoenerige man-naäapster....
Maar gij beklaagt U, dat mijn schrijven smartelijk zal aandoen diegenen, die zouden willen huwen, en niet in de gelegenheid zijn ertoe, diegenen die in stilte zichzelve bewustzijn te haken naar het echtgenoote- en moederschap; maar die ervan verstoken blijven, omdat lichaamsgebreken, of wat dan ook, hun dat geluk van kind-af ontzeiden....
Mijn lieve Aman, gelooft gij niet dat elke ernstige waarheid, waar die in 't openbaar wordt uitgesproken, een keerzijde heeft van sommige menschen misschien moeten pijndoen? - Welnu, natuurlijk geef ik U toe dat er vrouwen zullen zijn, die het smartelijk aandoet wanneer zij het zoo onomwonden zien uitgesproken, dat het lot hun datgene ontzei, wat het hoogste en beste en geluk-