De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMijn Dagboek.
| |
[pagina 328]
| |
ter volmaking.) Zoodat, wanneer ik goede daden verricht en onverschillig blijf, of ik meen dat de liefde in mijn hart grooter wordt, zonder dat ik in anderen liefde opwek (somtijds lokt dit zelfs het kwade uit), dan is het niet dat. Ik weet zeker - en allen weten het - dat het alleen dat is, als ik krachtiger heb lief gekregen, en als de menschen liefhebbender worden. Dit is o.a. het bewijs dat de liefde een volkomen en geheele substantie is - geven wij die bloot, zoo doen anderen dit eveneens en omgekeerd - God is dezelfde bij ons allen. * * * Overeind staan op een zuil,Ga naar voetnoot*) zich in de eenzaamheid terugtrekken of in gemeenschap leven, dit alles kan slechts een voorloopige toestand zijn, noodzakelijk voor de menschen; maar als blijvende levensvorm is het een tastbare dwaling, een wanbegrip. Onmogelijk is het om een rein, zuiver leven te leiden op een zuil, of in gemeenschap met enkelen, omdat de mensch verstoken is van de helft van het leven - de omgang met de wereld - zonder die heeft zijn leven geen zin. Om altijd zoo te leven, moet men zichzelf bedriegen; inderdaad is het duidelijk dat, evenzoo als het ondoenlijk is om in een stroom troebel water door een scheikundige bewerking de zuivere druppels af te scheiden, evenzoo is het ondoenlijk om alleen te leven als heilige, of met enkele anderen, te midden van een gansche wereld, voortgedreven door winstbejag: men moet den grond, de koe, huren of koopen: men moet zich met de onchristelijke buitenwereld in verbinding stellen. Men kan zich hiervan niet bevrijden; dit moet ook niet, men kan zich alleen onthouden te doen wat niet gedaan mag worden. Elke arbeid van een leerling van Christus bestaat hierin, dat hij de meest christelijke gemeenschap met deze wereld zoekt vast te stellen. * * * Veronderstel eens dat alle menschen, die dezelfde opvatting als gij hebben over de ware leer, dat die zich vereenigden en zich samen op een eiland gingen vestigen: zou dit het leven zijn? En veronderstel eens dat de gansche wereld, dat alle menschen volens nolens denzelfden weg bewandelden als wij? Maar als de menschen die onze opvattingen deelen, die onze begrippen koesteren, zich over de wereld verspreiden, dan is het een genot ze te ontmoeten, te weten wie ze zijn, en hun arbeid te leeren kennen. Is het niet beter aldus? En zoo is het. * * * De menschen die geen nieuw volmaakter leven begonnen zijn, zijn altijd in de weer met toebereidselen van het leven, maar het leven zelf bestaat niet voor hen. Ze houden zich onledig met eten, slapen, studie, rust, met de voortplanting van het geslacht, met de opvoeding. Één enkel ding ontbreekt hun: het leven - de ontwikkeling van het leven. * * * Ja, onze arbeid is de arbeid van een kindermeid: doen groeien wat ons is toevertrouwd - ons leven. Laat niemand herhalen het bekende, algemeene gezegde, dat het egoist is om zijn eigen leven te ontwikkelen. Zijn eigen leven ontwikkelen, dat is God dienen. * * *
Evenals al het doellooze, onbekende lijden ons onverklaarbaar schijnt, alleen zin hebbend buiten de levenstoestanden die we zien, evenzoo is het goede zonder doel volgens onze begrippen onnuttig: dit is een bewijs dat ons leven niet bij zichtbare toestanden ophoudt. Hierin ligt, volgens mij, de verklaring van dit hartstochtelijk, onverwinnelijk egoisme, waaruit ons leven bestaat. Ik kan slechts mijzelf lief hebben, om niet door die liefde te lijden, moet ik in mijn hart vinden dat wat mijn liefde waard is - God. Mogelijk werd daarom gezegd: Heb uw God lief met geheel uw hart en geheel uw verstand. Men zal zeggen dat dit egoist is, en dat de mensch utilitaris moet zijn. Beide beweringen zijn waar; de eene is een bewijs voor de andere. De mensch zal slechts zin vinden in de ontwikkeling van zijn leven. Buiten zichzelf, zal hij alleen vinden wat Gods rijk op de aarde vestigt. Het een is in harmonie met het ander, en naar evenredigheid van hun kracht is het den mensch gegeven om òf het een, òf het ander als gids te nemen: beide voeren naar hetzelfde doel. * * * Hij die het leven niet beschouwt als de ontwikkeling van zichzelf, wordt geleid door hetgeen de menschen naar het goede voert. Of men een zwart beeld op witten achtergrond, of een wit beeld op zwarten achtergrond teekent, de omtrekken zijn dezelfde. (Slot volgt). |
|