Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Haarlem 3 September 1903.
Mejonkvrouwe A. de SAVORNIN LOHMAN. Zeestraat 46 Den Haag.
Mejonkvrouwe!
Hoe verraste en verheugde mij een opmerking van U, die ik vond in een der laatste nummers van de Holl. Lelie! Ik bedoel n.l. de manier waarop U sprak over reglementen voor dienstboden. Zeker; hoe veel hooger staat het huisgezin waar liefde huisvrouw en ondergeschikten te-zamenhoudt, dan dat waar reglementen en wetten moeten heerschen!
Geen wetten voor dienstboden - maar ook geen wetten voor winkelbedienden - geen wetten voor den werkman - geen wetten voor ondergeschikten, waar dan ook!
Want is het niet veel mooier, wanneer liefde patroon en werklieden bindt?
Geen wetten meer, ook voor de samenleving, voor de maatschappij!
Want slechts door liefde en uit liefde kan onze maatschappij bestaan!
Maar helaas, hoe verre zijn wij nog van dit ideaal verwijderd!
Eens zal liefde heerschen, maar hoe lang zullen wij nog moeten werken, moeten strijden, voor wij dit droombeeld verwezenlijkt zien!
Maar, - en nu komt het punt waarin ik met U van meening verschil, - ik noem wetten niet onwijzig, ook niet het dienstbodenreglement.
U veroordeelt wetten - ik veroordeel ze ook, maar mijn heilige overtuiging is, dat wetten nu nog noodig zijn om de maatschappij te vormen.
Hoe weinig patroons worden door Liefde aan hunne werklieden gebonden! Hoe weinig huishoudens, waar waarachtige Liefde de huisgenooten te-zamenhoudt!
En zoolang geloof ik, dat wetten noodig zijn.
Wetten voor de arbeiders, die hen beschermen tegen te langen arbeidsduur, wetten ook voor de dienstboden, die haar heur vrijen tijd verzekeren, en waarop zij zich kunnen beroepen, wanneer de omstandigheden haar hiertoe dwingen.
Zeer aangenaam zal het mij zijn Uwe zienswijze omtrent dit punt nog eens van U te vernemen in de Holl. Lelie.
In afwachting hiervan verblijve met de
meeste Hoogachting
Uw. dw.
M.C. v. DOORN.
Antwoord red:
Geachte mevrouw. - Zeker, in beginsel hebt U gelijk. Maar ik houd het voor onmogelijk dat een gróót en zóó onvolmaakt geheel als de maatschappij geregeerd wordt alleen door ‘liefde’. Wetten zijn daarvoor nóódig. (Ofschoon wij er véél te véél hebben - en krijgen.) Hoe kleiner echter de gemeenschap, - zooals dus waar het huisgezinnen geldt, - hoe gemakkelijker het wordt ‘te heerschen in liefde’; zonder ‘wetten’. - Overigens heb ik er niets tegen, ja houd ik het zelfs voor noodzakelijk, dat elke meesteresse vóór ze haar dienstboden huurt nauwkeurig regelt met hen, zoowel de plichten die zij als meesteresse eischt, als de gunsten die zij toestaat. - In een geordend,