De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTer bespreking toegezonden.Gekhuizen door H. Brinkman. (Uitgave van C.L.G. Veldt te Amsterdam). Leberecht Hühnchen, door H. Seidel. Vertaling van Mevr. H. (Uitgave van Alexander J. Meijer, Den Haag). Twee ‘humoristische’ boeken. Er wordt dikwijls geklaagd over 't gebrek aan vroolijke en opwekkende lectuur; en de naargeestige, met dood, zelfmoord, en levensmoeheid-eindigende boeken zijn inderdaad zoo overtalrijk, dat ik 't mij heel goed begrijpen kan wanneer een uitgever zich succes belooft van een geestig, nu eens voor de lachers en de grappenmakers geschreven boek! - Maar... de hoofdzaak is wel dat zoo'n boek dan ook werkelijk geestig en grappig zij; en geeft wat het belooft. - Ik voor mij ben overtuigd dat zulk een boek te schrijven, behoort tot de allergrootste moeilijkheden van schrijven, die er bestaat. - Treurigheid, ellende, levensmoeheid, zien we overal om ons heen, en de meesten onzer krijgen er ook persoonlijk een behoorlijk deel van mee, zoodat het hun niet aan ondervinding ontbreekt wanneer ze op dat gebied iets willen vertellen. - Ik schrijf het dan ook toe aan de overwegendheid van leed en droefenis op aarde, dat de literatuur eveneens zoo overwegend droevig en wanhopig is. - Bovendien ook, smart en tranen en eenzaamheid zoeken veeleer een verlichting in een zich uiten in een gedicht of boek, dan geluk en blijdschap. De laatsten zijn zelfgenoegzaam, egoïst, sluiten zich op in den eigen, engen kring. De eersten hebben een drang en drift hun overkroptheid lucht te geven, vertroosten zich als 't ware dóór een zich onder woorden brengen. En zóó komt het hoogstwaarschijnlijk, dat er honderdmaal meer middelmatigheden bestaan op 't gebied van sombere, dan op dat van vroolijke lectuur. - Want, humoristisch-aangelegde menschen, in staat 't leven te bezien van een humoristischen kant, loopen er toch al niet zoo heel velen rond; en die weinigen zijn dan nog lang niet allemaal begaafd met het talent hun gedachten op papier te brengen zóó, dat het iets werkelijk aardigs wordt. - Een droevig, aandoenlijk tooneeltje dat ge ergens beleefd hebt te verwerken tot een roerend verhaaltje, nu dat gáát nog wel, vooral wij-dames munten daarin uit; maar als ge een grappig, opgewekt novelletje wilt samenflansen van 't een of ander werkelijk-gebeurd-iets dat op 't oogenblik-zelf aller lachlust opwekte, wat lijkt het dan ineens in zwarte, deftige, bedaarde letters mal en flauw en kinderachtig! - Ook heeft de gewone lezer veel gauwer genoeg van een maar steeds op ‘geestigheid’ aanspraak-makend boek, dan van een dat een geschiedenis bevat in ernstigen of zwaarmoedigen toon. - Zoo gaat het mij-persoonlijk onder anderen met de Pickwickpapers, dat, ondanks zijn groote beroemdheid, mij veel minder lief is dan de andere werken van Dickens; omdat ik bij de Pickwickpapers voortdurend 't gevoel heb, dat de auteur mij wil laten lachen; en dat geeft mij zóó'n gevoel van onwil, dat ik, ofschoon met de beste gevoelens bezield, op het laatst niet meer lachen kan. - Kortere dingen, ik herinner onder anderen aan de ‘Happy-thoughts,’ in 't Hollandsch vertaald als ‘Gelukkige-Invallen’ (vertaling uit Punch) slagen gewoonlijk véél beter. Bij 't liedje van 't Biggetje uit de Gelukkige-Invallen heb ik tranen gelachen, en toch las ik het toen voor de twééde maal, omdat ik reeds vroeger het oorspronkelijke had gelezen. Om terug te komen op de boven aangekondigde uitgave van den heer Veldt. Ik weet niet of de heer H. Brinkman een nieuw-opgegaan licht is. Zoo niet, dan hoop ik dat hij deze regelen niet onder de oogen krijgt, want dan zal hij mij 't kwalijk nemen dat ik nog nooit van hem gehoord heb! - Zulks toch is helaas het geval. Voor mij is hij in elk geval gehéél nieuw; en uit zijn boek heb ik den indruk gekregen dat hij ook inderdaad is: een nieuweling! - De heer Brinkman wil geestig zijn. De titel wil 't al uitdrukken: Gekhuizen! En de titels van de hoofdstukken willen 't óók uitdrukken. En, dat | |
[pagina 315]
| |
is mijn grootste bezwáár tegen de ‘geestigheid’ ervan, 't hééle boek dóór wil de auteur geestig zijn. Dat is ‘des Guten zuviel.’ - Er is in 't idee van den eenzamen man, die in Gekhuizen woont in een soort schuwe menschen-en-wereldverachting, na zijn ongelukkige liefde voor een gestorven meisje, wel iets gevoeligs en teers; en soms, een enkele maal, geeft de auteur ook wel een gevoelige bladzijde. Maar 't geheel heeft hij niet aangekund. Hij is flauw, zelfs soms heel plat geworden, uit zucht om al maar door ‘geestig’ te zijn. - (Zie b.v. liefde en pruimen hoofdstuk XV blz. 181). - Maar met dat al is zijn boek toch vrij wat leesbaarder, dan de vertaling van Leberecht Hühnchen. Ik spreek opzettelijk van de vertaling, omdat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat het in 't Duitsch-zelf een veel beteren en minder flauwen indruk maakt, dan zooals wij het hier in 't hollandsch onder de oogen krijgen. 't Zijn Duitsche toestanden, Duitsche menschen, Duitsche eigenaardigheden waarmee wij te doen hebben; en misschien geeft het oorspronkelijke boek het grappige ervan beter weer, dan de vertaling van mevrouw H. - Hoe dat zij, zooals Leberecht Hühnchen dáár voor mij ligt in 't hollandsch, vind ik ‘flauw’ nog een veel te zacht woord ervoor. - Het is gewauwel; met den besten wil ter wereld kan men zelfs geen glimlach te voorschijn brengen bij deze verzameling van onmogelijke leuterpraat. - Leg daar eens neven: de familie Buchholz van Stinde. Dat zijn typen! Vooral mevrouw Buchholz is kostelijk, met haar echt-menschelijke eigenschappen ten goede en ten kwade. Haar uithuwelijking van haar twee dochters, de moederlijke listen die ze gebruikt om den jongen dokter in te palmen, haar ‘Kaffeeklatsch’ en haar goedhartigheid, haar kibbelpartijen met haar ‘vriendinnen’, en haar trouwe huisvrouwen-zorg voor man en kinderen, alles in haar is levend en wáár; met een humor van karakterteekening die je geest verfrischt en opwekt, die je amuseert; maar die toch geenszins belet dat het boek vele innig-gevoelige bladzijden telt, en je daardoor tot den einde toe boeit.Ga naar voetnoot*) Waarheid door Johanna Steketee. (uitgave van A.W. Bruna en Zn. Utrecht). Johanna Steketee is geen onbekende voor de lezers der Hollandsche Lelie, daar ik nu en dan wel eens een bijdrage van haar opneem. Zij houde mij ten goede, dat ik haar geenszins berekend acht voor het schrijven van een boek met een zoo veelbelovenden titel als ‘Waarheid’. - Er is hier en daar wel iets mooi-gevoelds in, maar haar personen redeneeren zóó dwaas-conventioneel, ze doen zoo onmogelijk en onecht, en haar bedoeling van een levensleer preeken-willen, (en wat een onmogelijke levensleer bovendien!), is zoo hinderlijk overal merkbaar, dat ik niet anders kan dan haar roman in hooge mate vervelend en tegelijk hoogdravend vinden. - Van haar blijkbaar zeer verheven begínselen wil ik natuurlijk niets dan goeds zeggen. Alleen vrees ik dat die beginselen botsen zullen met alle werkelijkheid; waarin wij nu eenmaal leven moeten - óók Johanna Steketee; tenzij zij zichzelve van kant maakt....
Heilige Banden door Dr. A.A. Fókker. (uitgave van C.A.J. Van Dishoeck, Bussum.) Toen ik dit boek begon te lezen, vond ik hier en daar veel moois in den stijl. Maar al dadelijk hinderde mij die echt-verzonnen, ondenkbare geschiedenis van het ineens de brieven van zijn vrouw gaan doorsnuffelen, door den immers volstrekt niets vermoedenden echtgenoot. Zelfs al vermoedde hij wel iets, dan nog ware dit gesnuffel in haar schrijftafel een, in een gentleman, onvergefelijke onhebbelijkheid! Maar, gegeven zijn volkomen goed-geloof in haar, is de daad onverklaarbaar, is zij ‘bedacht’ door den auteur, om zijn verhaal op gang te brengen. Intusschen is dat nog maar een kleinigheid bij de vreeselijkheden en onwaarschijnlijkheden die van lieverlede elkaar volgen: brand, moord, ontrouw, echtbreuk, krankzinnigheid, gevangenis-straf. Door al die ijselijkheden saam te flansen tot één draak, heeft Dr. A.A. Fókker zijn werk bedorven; 't geen jammer van hem is, omdat de stijl den indruk maakt dat hij heel goed kan schrijven, en toestanden schilderen. - Bepaald goed-gelukt vind ik den zielstoestand van den niet-krankzinnigen professor, die, volgens de mannen der wetenschap, nu eenmaal niet anders mág zijn dan wél-krankzinnig, tengevolge waarvan deze elk zijner rechtmatige pogingen tot verzet -, | |
[pagina 316]
| |
typisch-‘wetenschappelijk’, - uitleggen willen als een bewijs te méér zijner ‘gekheid’; - totdat het hun dan ook zoowat gelukt is hem daarmee ten slotte inderdaad gek te maken van radeloosheid. - De oude huisdokter vooral treedt heel typisch op in dit verband.
Frans Burgstein door Compassione (G.F. Haspels, 2de druk) (Uitgave van Jac. C. Van der Stal Utrecht). Bah! Wat valt Haspels leelijk tegen met den herdruk van zijn vrij-onbeduidend jeugd-zondetje, onder pseudoniem Compassione uitgegeven, en herdrukt ná tien jaar, nu hij de gewaardeerde auteur is geworden van: ‘Vreugden van Holland’ en ‘Zee en Heide’ (beide uitgaven van Van Kampen, Amsterdam). - O niet, omdat Frans Burgstein een onbeduidend jeugd-zondetje is, spreek ik van ‘tegenvallen’. 't Is heel begrijpelijk dat iemand een onbeduidend eerstelingetje maakt als jong-mensch, en zich toch later ontpopt als zeer begaafd auteur. En ook niet spreek ik van ‘tegenvallen’, omdat Haspels de uitgeversverzoeking van ‘herdruk’ geen weerstand bood in eigen wèlbegrepen belang van auteurs-roem! Dat de ijdelheid, of misschien ook het financieel voordeel, hem deed besluiten ‘Frans Burgstein,’ dat onder den naam Compassione vergeten was geworden, een tweede maal de wereld in te zenden thans beschermd door de met eere bekende vlag: G.F. Haspels.... och dat vind ik erg-menschelijk-vergefelijk! Neen, als ik spreek van ‘tegenvallen’, is het om die vóórrede, die den herdruk van het boekje moet inleiden en goedpraten; - op quasi-gééstige wijze! Die leuterpraat had hij, in zijn eigen belang, liever moeten weglaten; om, inplaats daarvan, met de ruiterlijke verklaring voor den dag te komen: Ik, G.F. Haspels, auteur van ‘Vreugden van Holland’ en van ‘Zee en Heide,’ zie er als zoodanig voordeel in voor mijn ijdelheid en mijn zak, om nog eens opnieuw met mijn jeugd-zondetje van Compassione te paradeeren! - - -Ga naar voetnoot*) Wat zijn boekje-zelf betreft, het bevat de banale geschiedenis van een jongmensch die verschillende ‘gelooven’ aanhangt, modern, orthodox, heilsleger, enz.; en die eindigt met in een vrij vaag-omschreven, zelf-opgetrokken gebouwtje van leerstellingen en ideeën ‘vrede voor zich-zelf te vinden!’ - Een boek, zooals er velen zijn, heel goed, heel nuttig, heel braaf...., dat niets bij U nalaat! -
Herwonnen-Geluk door Willem Janszen. (Uitgave van A.W. Bruna en Zn. Utrecht). Dit boekje ziet er mij uiterlijk en innerlijk zoo recht naar uit als te zijn van een nieuweling. Bescheiden kleed, bescheiden dikte (eerstelingen zijn overigens soms heel onbescheiden in dat opzicht), bescheiden intriguetje. - Maar, door al die bescheidenheid, is het er niet minder op geworden! De auteur heeft niet meer gewild dan hij kon geven. Hij heeft geschilderd het dorpsleven van een paar jongelui, die onder elkaar liefhebben, en lijden, en ten slotte gelukkig worden. - En, over het geheel genomen, heeft hij dat gegeven niet kwaad uitgewerkt. Sommige tooneeltjes, sommige toestanden, geven den indruk van ècht-beleefd te zijn. Er is iets in het boekje dat wel belóóft....
Boefje, door M.J. Brusse (Uitgave van W.L. Brusse, Rotterdam). Deze geschiedenis van een arm ventje is vrij-omgewerkt uit de Nieuwe Rotterdammer, en zal dus reeds aan velen bekend zijn. De heer Brusse heeft een bijzonder terrein waarop hij zich beweegt; hij is de bekende auteur van: ‘Van Af- tot Aanmonsteren.’ Men moet zich voor zulke toestanden kunnen interesseeren; anders voelt men niet voor een boek als ‘Boefje.’ Ik voor mij doe dit wèl. En ik heb het dan ook met véél waardeering voor den auteur gelezen, en beveel het aan ter lezing, aan al degenen die nog instaat zijn over wat anders na te denken dan over het eigen-lieve-ik, en wat dáármee in direct verband staat.
Dora Grantham. Vrouw en Artiste door Max O' Rell. (uitgave van de Hollandia-drukkerij te Baarn). Als romannetje is dit werk van O' Rell wel aardig te lezen; 'n typisch Engelsch verhaaltje met een rosekleurig slot. Maar, vergeleken bij ‘Hare Koninklijke Hoogheid de Vrouw’ van denzelfden schrijver, valt de inhoud bepaald af, als zijnde al te oppervlakkig. - Is het wellicht een tot een vroegere periode behoorende roman? Ik herinner mij ten minste dat ik het, dunkt mij al lang geleden, ergens in 't Engelsch-zelf las. Ik meen in een of ander tijdschrift. | |
[pagina 317]
| |
Levenslust door Fókko Bos. (Utrecht A.W. Bruna en Zn.). 't Eerste verhaal pakt. De schildering van dien ouden man bij de koude kachel is móói! Evenzeer de thuiskomst der kleindochter, en haar inwendig hunkeren naar geld en opschik. - Je ziet het vóór je! Van Pokko Bos heb ik trouwens méér boeken gelezen, die wel pakten! Een Held (het tweede verhaal uit ‘Levenslust’), is te gezocht van inhoud, te weinig-natuurlijk. - Maar wèl vlot geschreven.
Judit, vertaald uit het Noorsch. (uitgave van C.A.J. Van Dishoeck te Bussum.) Bij den overstelpenden toevloed van mooie Noorsche lectuur, wordt men kieskeurig wat het minder-mooie betreft. Waar men van een Hollandsch auteur 't al vrij-wél zou vinden, legt men zijn Noorschen collega een hóógeren maatstaf aan; omdat men hem vergelijkt met zijn landgenooten, die zulke héél-bijzondere boeken weten te schrijven. (Ik denk aan Lagerlöf, aan af-Geyerstam, aan Lundegard; en zoovele anderen.) - - Zoo er in Judit, op-zich-zelf-beschouwd, heel veel goeds is, als gehéél-genomen kan men het toch niet rekenen tot het beste wat tot ons komt uit het Noorden. De figuur van Johannes is niet sympathiek; Judit is al te volmaakt; het slot is te ‘bevredigend.’ Mooi is de liefdesgeschiedenis van Judit, haar hopen en wachten, en bedrogen-uitkomen! Die bladzijden zijn de méést-èchte uit het boek.
Drie Verhalen door Marcus. (Haarlem Erven F. Bohn). Jammer, jammer, dat deze auteur een schuilnaam koos! Want nu wordt zijn boek niet gelezen; althans niet genoeg! ‘Namen doen er niet toe,’ wordt zoo graag gezegd, ‘waarde ligt slechts in den zin.’ - Maar dat belet niet dat heel dikwijls boeken hun opgang danken aan de bekendheid van een naam, niet aan den inhoud. - Wanneer begon de gróóte opgang van ‘Kamertjes-zonde?’ Toen het publiek wist dat de auteur was: de inmiddels beroemd-geworden Heijermans. En wáárom ziet de uitgever Van der Stal voordeel in een herdruk van Compassione's vergeten jeugd-werk? Omdat Compassione thans blijkt te zijn: de inmiddels beroemd-geworden Haspels! Etc. etc. - Enfin, Marcus wil zich verschuilen. Het zij zoo. - Ik bewonder in zijn drie verhalen een buitengewoon-goeden, oorspronkelijken stijl, en, in het eerste, een gróóte gave van karakterontleding waar het geldt de folteringen die de zenuwzieke vrouw haar man aandoet. De teekening van dit serpent is voortreffelijk. - Zij is van het leven afgezien. Den ondergang van haar slachtoffer, den dokter, voelt men mee in zijn soberen eenvoud van schildering.
De koopman van Venetië. (Shakespeare). Vertaling van Dr. Edward B. Koster. (Uitgever Johan Pieterse Rotterdam.) Van de vertaling zal ik niets zeggen. De naam van den vertolker waarborgt dat die goed zal zijnGa naar voetnoot*). Des te geruster durf ik hen, die den moed of de kennis missen om Shakespeare in het oorspronkelijke te lezen, de kennismaking aanbevelen met den hollandschen ‘Koopman van Venetië.’ Macbeth, Henry VIII, Julius Caesar behooren tot mijn meest-geliefkoosde drama's uit Shakespeare's werken. Maar de Koopman van Venetie is zeker niet minder-bekend, en, juist thans, nu het ten onzent nog al eens opgevoerd wordt, zal het voor velen dubbel aangenaam zijn het stuk in de eigen moedertaal te kunnen lezen. - Natuurlijk, van Shakespeare geldt hetzelfde wat ik zei in een vorig nommer van Maeterlinck: wie hem begrijpen en genieten kan in het oorspronkelijke, die zal natuurlijk al de finessen van taal en woordspelingen veel beter nog kunnen waardeeren, dan wie zich maar behelpen moet met een vertolking, hoe goed ook. Maar er zijn zoovelen die tegen de inspanning van Shakespeare te bestudeeren opzien, en hem dan gemakshalve maar niet lezen. Voor dezulken, en voor hen die 't Engelsch werkelijk niet genoeg machtig zijn, is de uitgave van De Koopman van Venetie een practische oplossing. Keurig-uitgevoerd wat de uitgave betreft, is het ook een aanbevelenswaardig St. Nicolaascadeau.
Van het land van de Rijzende Zon, door Jonkvrouw A. Von Schmidt auf Altenstadt. ('s Gravenhage W.P. Van Stockum). Heel mooi uitgegeven en met illustraties versierd, eigent dit boek van freule Von Schmidt auf Altenstadt zich eveneens zeer voor St. Nicolaascadeau. Althans voor hen die houden van reisbeschrijvingen, want het handelt over hare reis naar en in Japan. | |
[pagina 318]
| |
Alleen zij die dit land kennen, zullen kunnen beoordeelen in hoeverre hare mededeelingen juist en goed-van-de-werkelijkheid afgezien zijn! In elk geval echter leest het zich vlug en vlot,... en de illustraties maken de lectuur aangenaam. | |
Kleine boekjes en uitgaven.Van 's Levens doel, door J.J. Hoogewerff. (Leiden J.H. Adriani). De heer Hoogewerff is een dier velen, die ‘'s Levens doel’ meent te kunnen verklaren in een kort wijsgeerig betoogje. Nu, hij is dan een heel eind verder dan ik! Want voor mij is ‘'s Levens doel’ nog heel dikwijls raadselachtig. Ik kan ook niet zeggen dat de vage beschouwingen van den heer Hoogewerff mij heel veel wijzer gemaakt hebben! - Gemeenplaatsen als: ‘Verstand en Geloof zijn twee verschillende dingen,’ of, ‘Het wezen der Liefde is niet tastbaar-stoffelijk’, behoef ik heusch niet gewichtig-vermeld te vinden in een boekje van ‘'s Levens doel’ van 94 bladzijden. - Ik noem dergelijke diepzinnigheid kortheidshalve geleuter. - Kwaad staat er echter niet in. Niemand zal er iets verkeerds uit leeren. Dat is al veel!
Een huwelijk uit berekening, door Guy Chantepleure; - Vooroordeel, door Thérèse Hoven, zijn twee tooneelstukjes voor Dames (2de Serie No. 4), uitgegeven bij Blom en Olivierse Culemborg.
Voor het oog der Wereld, door J. Eysten Bij de Waarzegster, door A. Van den Berg; De roeping der Vrouw, door Nelly Hoekstra Kapteyn, behoort tot dezelfde serie van Tooneelstukjes voor Dames 2de Serie (No. 6), uitgave van Blom en Olivierse Culemborg.
10 cts. Kinderboekjes, uitgave van R. Van de Velde te Leeuwarden, zijn o.a. De wonderlijke Avonturen van Duimelot; Het Leelijke Jonge Eendje; De Wondervolle Avonturen van Don Quichot! (elk deeltje, - er zijn er nog meer, - bevat 64 blz.; èlke bladzijde is geïllustreerd.) Zou dit niet iets zijn om zich aan te schaffen voor uitdeelingen aan arme kinderen? Die zijn dikwijls zoo dol op plaatjes en prentenboekjes! - Rijke kinderen krijgen nu in deze dagen zooveel! Laat ons ook eens aan de arme kinderen denken; en hen niet alleen met ‘nuttige,’ maar ook eens met aardige cadeautjes verrassen...! Aan de Hygiënische Vlugschriften die dr: H. Pinkhof vertaalt uit de ‘Deutsche Praxis’, komt maar geen einde! Nu ligt er weer vóór me ‘Gezonde Oogen’ (F. Van Rossen Amsterdam.) Als wij niet allemaal zóó gezond worden dat we geen dokters meer van noode hebben, dan ligt het zeker niet aan den vertalings-ijver van dr: H. Pinkhof!.... De Ceremonie-meester in de Balzaal, door J.H. Polak en Maurits J. Polak, (uitgave van P. Kluitman Alkmaar). Over dit aan de edele danskunst-gewijde boekje, durf ik met mijn leekenverstand geen oordeel vellen. De heeren Polak zullen wel goede raadslieden zijn; daaraan twijfel ik niet, als ik op het titelblad lees wie zij zijn: Onderwijzer b/h. Kon. Inst. v/d. Marine te Willemsoord (Eere-medaille Oranje Nassau) - Afgevaardigde v/d. ‘Société Internationale des Professeurs de Danse et Maintien’ (J.H. Polak); en Gediplomeerd Dansonderwijzer en Correspondent v/d. ‘Société Internationale’ (Maurits J. Polak). In Abraham's Schoot. Koalitie-Gedichten uit het Politieke Kanaän, door L.M. Hermans, (Amsterdam D. Buys). Oók een meneer die ‘geestig’ wil zijn! En dat nog wel op rijm! - Ik denk aan den onsterfelijken Piet Paaltjes, een van de weinige Hollanders die wezenlijk áárdig kon dichten,.... en ik kom tot het besluit dat Hermans nog lang geen Piet Paaltjes is..., bij lange ná niet! Hij heeft trouwens een heel ápart genre; hij is geestig in de politiek. Het boekje bestaat namelijk uit spotdichten op Kamerleden, Ministers enz. Maar ze zijn, bijna zonder uitzondering, totaal ontbloot van geest. - Onpartijdigheidshalve zal ik het versje overnemen dat zich richt tegen mijn bekenden oom: Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, lid van de 2de Kamer. De lezer kan daaruit het soort beoordeelen; op zijn allerbest. De meesten zijn minder, èn in toon èn in uitvoering: ‘Hij is een tweede Rutgers van Doornenburg - In dat als ‘eerlijke’ vijand ligt een groot compliment opgesloten voor mijn oom. | |
[pagina 319]
| |
En een dat hij m.i. alleszins verdient. Eerlijk-zijn is een buitengewone deugd, bovenal in een partijleider! - Wat de teekening bij dat versje betreft, den teekenaar zij opgemerkt, dat het figuur dat hij ervan maakte méér lijkt op Chamberlain, dan op Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman. | |
Maandschriften.L'Art; revue Mensuelle illustrée (direction Paul Leroi en Théophile Chauvel). Rue de la Victoire 41 Paris. October-nommer. Dit nommer bevat weer een extra-iets: Le Contrat de Mariage’, ets van Charles Giroux naar een schilderij van Antoine Watteau, uit het museum del Prado te Madrid. - Het portret van den ‘Comte d' Evreux’, in hetzelfde nommer doet bijzonder sympathiek aan. - Inhoud: L' Exposition des Primitifs flamands à Bruges par Jean Guiffrey, Courrier de l'Art. Notre bibliothèque: Lucien Perey par Adolphe Piat. La Saison de l'Hotel Drouot par Alfred Raymond. Le Contrat de Mariage. Dessins de David d'Angers sur les Tragiques grecs par Henry Join. Notre Bibliothèque: Alfredo Melani par Adolphe Piat. Un poète Canadien par F. Lhomme. Sophie Gay et Grimod de la Reyniere par A. Molinier. L' Exposition de Dinant par Max Prinet. Courrier de l' Art. Academiciens d'autrefois: Le prince Napoleon Bonaparte par F. Lhomme. Les Achats et les Commandes de l' Etat de 1871-1902 par A. Hustin. - Deze artikelen zijn versierd met 14 ‘Gravures dans le texte’. Bovendien zijn er nog 10 gravures ‘Horstexte.’ - Abusievelijk vermeldde ik onlangs dat de prijs van dit maandschrift is: 60 francs. Hij bedraagt slechts 50 francs. - Ik neem, ter toelichting van de bedoeling en beteekenis van l'Art, nog het volgende over: Les vrais amateurs apprécient entre toutes, depuis de longues années, la revue mensuelle l'Art, qui se publie à Paris avec un luxe sans égal, et une extrême modicité de prix étant donnés les illustrations, les eaux-fortes, les lithographies, les bois, les planches en couleurs et les superbes primes que ce recueil privilégié prodigue à ses abonnés. Dirigé par M. Paul Leroi entouré de collaborateurs d'élite, l'Art initie aux chefs-d'oeuvre du passé, ne néglige aucun maître moderne, soutient résolument tout débutant qui se distingue par de sérieuses promesses, reproduit maintes oeuvres des Salons et des Expositions annuels, et abonde en articles artistiques, archéologiques et littéraires signés des noms les plus compétents. C'est une véritable Encyclopédie des Beaux-Arts, mettant en lumière tout ce que le génie et le talent ont produit et produisent de délicat, de vraiment attractif, et d'une éternelle beauté. L'Art a pour directeurs artistiques le plus éminent de tous les aquafortistes, un maître sans rival, M. Théophile Chauvel, officier de la Légion d'Honneur, Président d'Honneur de la Société des Aquafortistes Français, qui a pris pour lieutenant un autre graveur, Président de cette même Société, M. Augustin Mongin, chevalier de la Légion d'Honneur, artiste de très grand talent et du caractère le plus élevé, de même que son chef de file du reste. Guidée de la sorte, l'illustration de l'Art ne pouvait être que ce qu'elle est: absolument hors de pair. Jamais on n'y rencontre ces horribles reproductions bavocheuses qui subsistent encore ailleurs. | |
Onze letterkundigen. Tweede aflevering.
|
|