De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.
| |
[pagina 285]
| |
gaat er heusch wel af en dan blijft de werkelijkheid zoo naakt als de 4 muren. Want Mej. M. spreekt wel van behangen, maar weet zij wel, dat dit op z'n allergoedkoopst met betengelen en al f 10 kost en meent zij, dat iemand die geldzorgen heeft die som besteden zal er voor? Neen, die kijkt kalmpjes of - met ergernis tegen de witte muren aan. En als de poëzie weg is, is de werkelijkheid hard te verteren. Dan zit men alleen te kijken en heeft heel groote kans ziek te worden én door de akeligheid van 't alleen zijn (want kennissen laten je bij dergelijke gelegenheden wel in den steek) én door 't onvoldoend voedsel, want werkelijk, leven op karnemelkspap houdt een mensch niet lang vol en vooral niet, wanneer het doorslikken daarvan moeite kost en dat zàl het in die omstandigheden doen. Wat de jongeren, die behoefte hebben aan dieper-gaande gesprekken, lijden, is niet te beschrijven. Zij gevoelen zich in hunne omgeving al geheel en al onbevredigd en verlangen dagelijks naar wat anders, ook al eene goede manier om levensmoe te worden. En de minder begaafde, de niet fijngevoelige? Zij sluit zich misschien bij den kring aan, dien zij gekozen heeft, maar het zal haar in de meeste gevallen zeer zeker niet bevallen. En dàn heeft zij er allerlei lasten en onaangenaamheden van. Ik voor mij vind die proefneming dus zeer gevaarlijk. Doet men zoo iets met z'n beiden en is men over tal van uiterlijkheden heengestapt, is men gezond en heeft men een' ruimen blik, ja dan was het nog te wagen. Maar alleen? Zonder steun en vrienden? Heeft Mej. M. wel eens doorleefd de ellende van het zich alleen gevoelen, van het snakken naar iemand, die ons kwam troosten en opbeuren, maar die wegbleef, van het moeten worstelen tusschen plicht en verlangen, verlangen naar fijngevoelige harten en vreugde en vroolijkheid? Dan moet zij weten, dat velen, zeer velen, als zij deze soort van eenzaamheid kiezen, daartegen niet bestand zijn. Ik heb zelf op allerlei gebied zeer veel ondervonden, veel geleden, veel innerlijken strijd alleen moeten doormaken. Het geeft ons den zegen van mede te gevoelen nu met anderen, die lijden, en die zegen is niet gering, maar - het ontrooft ons ook de echte blijheid van de jeugd, het onbezorgd genieten, want met al dien strijd komt zoo wanhopig veel ernst. Later, als men ouder wordt, als men gaat zien over de dingen, dàn wordt het anders, maar wat heeft de ziel niet moeten lijden en niet alleen de ziel, maar ook het lichaam, door slapelooze nachten, zenuwpijnen enz. Neen, en nogmaals neen, ik màg mij geen jong wezen denken met het hoofd in de kussens gedrukt 's nachts, snikkend om haar lotGa naar voetnoot*) en ik vrees, dat werkelijk de meesten dit zouden doen. O, indien er een vriendenhart was, dat ons dagelijks den strijd mee hielp strijden, dan, ja, dan wordt veel anders, maar niet ieder is zoo gelukkig dat hart in zijne omgeving te hebben en dan ook, men moet elkander al zeer goed begrijpen, om in die omstandigheden werkelijk echten troost en opwekking te kunnen geven. Ik houd van het volk, maar men moet gewend zijn aan zijne eigenaardigheden en leeren er mee om te gaan, want hunne wijze van levensopvatting is zoo heel verschillend. Kent men het volk niet en houdt men er niet van, dan - moet men zeer zeker uit de buurt blijven. En nu noem ik nog innerlijke dingen, maar al die uiterlijke dingen of liever, de ergernissen van buiten af. Daar zijn: allerlei geuren van vet en petroleum en meest 's avonds, als je in je kamer zit Daar zijn schreeuwende en vechtende kinderen, scheldende moeders en dito vaders, enz. enz. Mej. M. zal zeggen: niet in eene fatsoenlijke arbeidersbuurt. Misschien niet, maar - in zulk eene buurt betaalt men voor de kamer met pension f 35 per maand (althans hier) en iemand, die geldzorgen heeft, zal dit niet kunnen missen. Mijne kamer ligt betrekkelijk gunstig, niet in eene straat, buitenaf, met weinig andere huizen, zoodat ik bovengenoemde onaangenaamheden mis, maar aangezien Mej. M. in 't algemeen sprak en ìk me dus ook fabrieksbuurten denk in Leiden, Rotterdam, Amsterdam enz., meen ik te durven zeggen, dat de kamer in zulke buurten zeer zeker af te raden is. Ik kan me voorstellen, dat Mej. M. op haar leeftijd, met haar blik op het leven zulk een proef zou durven doen, maar - het overgroote meerendeel kijkt niet door dien bril met rose glazen, maar heeft er een met zwarte op. - En zoolang men niet in de macht heeft, iemand dienzelfden blik te geven, zoolang lijkt het mij beter een anderen weg te zoeken. Met vriendelijken groet, 1 Juli 1903. ERICA VAN E. | |
II.Reeds een paar maal vroegen eenige Holl. Lelielezeressen inlichtingen over 't spiritisme. Dit op zichzelf is niets buitengewoons; in alle kringen toch hoort men spreken over dit onderwerp. Haast iedereen heeft gehoord, dat onder sommige omstandigheden meubels (bij voorkeur tafels) klopgeluiden doen hooren, zich van hun plaats bewegen enz. De spiritisten schrijven dit toe aan geesten, die op deze manier in contact willen komen met ons, nog levende menschen. Zij verwachten van deze openbaring veel heil! De Theosofen ontkennen de klopgeluiden niet, maar waarschuwen er heftig voor, daar zij met veel omhaal van woorden trachten te bewijzen, dat er niets zóó demoraliseerend werkt, als acht geven op deze verschijnselen. Onze H.H. der wetenschap lachen of ontkennen; die echter seances bijwoonden gaan aan 't verklaren! ‘Knappende spiertjes in de handgewrichten, geluid voortbrengende kuitspieren, onbewuste reflexbewegingen,’ enz. De doktoren zeggen stoutweg dat het onderzoek (?) dezer abnormale dingen noodig zal maken, dat er wat nieuwe krankzinnigengestichten worden bijgebouwd. | |
[pagina 286]
| |
Haast alle geloovige Christenen noemen het ‘werken der duisternis’. Zoo is dan, om nog eens te herhalen, het niet vreemd, dat ook lezers en lezeressen der Holl. Lelie, hoorden van het spiritisme; dat ze niet weten wat er van te denken, ligt voor de hand. Ik greep hierboven maar wild weg, eenige voorbeelden van be- en veroordeeling, en noemde enkel maar de z.g. tuptotische verschijnselen. Sinds lang bestudeer ik onbevooroordeeld het spiritisme. Ik heb mij verwonderd, geërgerd over de gevolgtrekkingen, die men maakte, Ik constateerde feiten, bouwde geen hypothese. Na tienjarig onderzoek heb ik geen geesten, wel menschen leeren kennen. Ik ben dan ook geen spiritist, spiritualist, occultist, geen magnetiseur, masseur of hypnotiseur; ik heb een hekel aan alle -isten en -euren. Zooveel ik kan, help ik hen die deze verschijnselen willen onderzoeken; zooveel ik kan leid ik seances, occulte cirkels enz.; want werkelijk al deze dingen zijn waard onderzocht te worden. Wanneer in Nederland de wetenschap negeert, is het aan den leek te onderzoeken, opdat misschien na langen, langen tijd, zij de vruchten plukt van onzen arbeid. Danken wij niet heel veel uitvindingen aan de alchimisten, aan de zoekers naar den Steen der Wijzen. Zij vonden niet wat ze zochten. maar wel vele andere dingen. Zoo zullen de onderzoekers van b.g. verschijnselen niet vinden het probleem van het zijn; ze zullen niet véél meer weten van een leven hiernamaals, maar ze zullen leeren kennen de menschelijke ziel of er minstens heel wat geheimen aan ontlokken. Zij zullen moeten toestemmen, dat niet alles materie is. Mochten lezeressen of lezers met mij in contact willen treden, dan zal dit niemand aangenamer zijn dan mij. Wanneer U mijn adres vraagt aan onze geachte redactrice, vlei ik mij, dat zij zich de moeite zal willen geven, U dit te verstrekken.Ga naar voetnoot*) Den Haag 14-10-1903. MUTTOPIUSGa naar voetnoot†).
Mevrouw van Meurs, (Josephine Giese) een onzer gewaardeerde Lelie-medewerksters, zond mij het hieronder-overgenomen overdrukje uit ‘De Grenzen van Twee Werelden.’ Ik verzocht en verkreeg haar toestemming, haar artikel te mogen overnemen in de Lelie; met het oog op hetgeen mevr: van Meurs - Giese vertelt betreffende spiritualistische meedeelingen. Dit onderwerp van spiritisme en spiritualisme verdient m.i. namelijk meer belangstelling dan het eeuwige gezeur over reformkleeding. - A. de S.L. |
|