De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoeken. (Ter bespreking toegezonden).MARIE CORELLI. Wereldlijke macht (vertaald door J.P. Wesselink - Van Rossum.) Ik kan den roman ‘Wereldlijke Macht’ niet-alleen niet mooi vinden, ik heb mij zelfs verbaasd over zóóveel oppervlakkigheid, onbeduidendheid en ouderwetsche draakachtigheid als in deze twee deelen bij elkaar is gestapeld! - Marie Corelli, getuige haar ‘Romance of two worlds’ kan zóó mooi schrijven! Deze roman echter, ondanks alle hoogdravende aanbevelingen erover, behoort m.i. tot het allerslechtste en alleronbeteekenendste wat zij ooit produceerde. Daarentegen vond ik in het door Holda vertaalde boekje: ‘De Koningskroon’ veel moois. Wie is eigenlijk déze Holda? Ik herinner mij dat mevrouw Clant van der Mijll mij, voor een paar jaar, als een zich woest-beleedigd-gevoelende, per Ingez: Stuk, in het Vaderland in de haren vloog, omdat ik háár pseudoniem ‘Holda’ niet zóó vermaard acht als zijzelve; en dientengevolge heb durven beweren, (en nòg beweer), hoe maar een minimum van Nederlanders nu nog weten zal, dat de Holda, uit grijze Spectator-tijden van een voorbijgegaan-geslacht, dezelfde is die nog steeds voortleeft in den Haag als Mevr. Clant van der Mijll... Deze woede tegen mij belette niet, dat ik, kort te voren of kort daarna, in een ander Ingez: stukje van haar, alweder in het Vaderland, de mededeeling tegenkwam hoe zijzelve zich beklaagde over verwarring met een andere, ook-schrijvende, of ook-vertalende ‘Holda.’ Haar vermaardheid schijnt dus, óók in haar eigen oogen, niet zóó groot te zijn, of zijzelve acht verwarring niet uitgesloten met andere, nieuwere ‘Holda's.’ Hoe dit zij, of wij hier te doen hebben met de vóórwereldlijke Spectator-Holda (mevr: Clant van der Mijll), dan wel met een nieuwere soort van het Holda-geslacht, doet er minder toe, daar zij in elk geval een ‘nuttig’ werk verrichtte, (om een geijkten term te gebruiken), door het vertalen van een boekje waarin heel veel wáárs en fijngevoeligs vóórkomt, in het bijzonder ook ten opzichte der ‘nieuwe-vrouw.’ - Dat Marie Corelli voor dit soort wezens niet veel voelt, bewijst ze in al haar boeken; en ze geeft hun in ‘De Geest in den Draagstoel’, (‘De Koningskroon’) zeer rake oorvijgen... Ik citeer b.v. ‘Wij bleven in ons lief eigen thuis, waar wij waren opgegroeid’ (‘Wij’ - beteekent hier de vroegere vrouw-generatie), ‘Tevreden met daar geluk aan te brengen door onze tegenwoordigheid, totdat onze voorbeschikte minnaars kwamen, en ons vonden en meenamen naar een ander thuis, waarvoor zij hadden gewerkt, en dat wij zoo prettig en gezellig trachtten te maken, als dat wat wij verlaten hadden. Ons thuis was altijd ons gelukkigste en liefste plekje. Maar de hedendaagsche meisjes houden niet meer van een eenvoudig, huiselijk leven. Wat weten zij van vruchtenmoes maken; de beste van 't heele land? Of van bessengelei of appelwijn? Wat weten zij van de voortreffelijkheid van lavendelbloemen tusschen het linnen? Wat geven zij om netheid, spaarzaamheid, of zindelijkheid? Zij verlangen altijd maar door naar wat anders, en naar nieuwe prikkels.’ (blz. 44 en 45). - ....‘In onzen ouden, vooruitgangsloozen tijd hadden wij zeker niet heel veel vrijheid. Men vond ons te kostbaar en had ons te lief, om ons toe te staan alleen rond te zwerven als nietswaardige landloopers, langs velden en wegen! Wij bleven heel veel thuis, en | |
[pagina 269]
| |
wij waren daar trotsch op, en vonden het prettig. Wij deden ons best ons thuis mooi te maken. Wij waren dol op onze ouderwetsche tuinen.... Wij wandelden en reden paard, en vonden in die twee lichaamsbewegingen heel voldoende ontspanning zoowel als ontwikkeling voor ons lichaam; dat niet bestemd is om ook maar eenigszins te gelijken op dat van den man, en volstrekt niet geschikt is voor manlijke spieroefeningen! Wij hadden noch fietsen, noch automobilen, wij rookten niet, dronken niet, wedden niet en dobbelden niet; maar.... wij waren toonbeelden van vrouwelijkheid, goedheid, en reinheid voor de heele wereld, en.... men had ons lief!’ (blz: 48 en 49). Het doet goed, een der éérste schrijfsters van gansch de wereld zich aldus te hooren uiten over het verfoeilijk-dwaze der tegenwoordige man-na-aperij van het moderne meisje! - Juist omdat Marie Corelli een vrouw is die wat beteekent, omdat ze een uitgesproken talent is, dáárom oordeelt ze véél onpartijdiger en verstandiger, dan de groote meerderheid van beunhazen, van in eigen-genie-geloovende, maar het geenszins bezittende derdegeslachts-producten, die zich geroepen voelen met haar ongare, oppervlakkige wijsheid van in ziekelijke hersens uitgebroeide gelijkheidstheorieën, het aankomend vrouwgeslacht van de wijs te brengen, en terug te houden van haar eigenlijke bestemming: moeder- en echtgenoote-zijn! ......Wie over Marie Corelli's streven en werken méér wil weten, die leze het boekje van Willem Sonius, dat begint met een voorwoord aan haar: zijn ‘vriendin.’ Uit die betiteling kan de lezer reeds vermoeden, dat de mededeelingen van Sonius allen het merk dragen van te zijn ingegeven door vriendschap, bewondering, sympathie. - Zijn boekje is eigenlijk één lofrede op Marie Corelli; waaruit de lezer tevens te weten komt, wie ze is, waar ze woont, enz., enz. Een paar plaatjes, o.a. ‘Een kijkje in haar wintertuin,’ maken het lezen boeiender.
Van troost in werken. (Uitgave P. Kluitman te Alkmaar). Van onze medewerkster Else van Brabant verscheen: ‘Van troost in Werken’ (uitgave van P. Kluitman te Alkmaar.) Ik vind het uit principe minder wenschelijk in uitvoerige besprekingen te treden over het werk van hen die tot de Lelie in zoo nauwe betrekking staan. Men vervalt dan zoo licht in partijdigheden. Genoeg zij het te zeggen, dat ik bij de overname der Lelie met genoegen begroette in Else van Brabant, (mej: Van Harlingen), een der vaste medewerksters van dat Blad, en dat ik dit nog steeds blijf doen in mevrouw De Moulin - Van Harlingen, (zooals de naam van ‘Else van Brabant’ thans luidt)....
Oudt-Hollandsche Menschen, door F.A. BUIS. (Amsterdam, uitgave P.N. Van Kampen en Zn.) Met bijzonder veel genoegen vermeld ik dit boek; omdat het ten eerste naar den inhoud zulk een uitzondering is op de gewone sleurromans, en ten tweede omdat het zoo boeiend, pittig, en prettig is geschreven. De titel ‘Oudt Hollandsche Menschen’ zegt reeds met wat soort lectuur wij te doen zullen hebben. En de eerste bladzijde voert ons de koopstad die was - helaas niet is - zoo uitstekend-mooi geteekend voor oogen, dat wij ons als in dien tijd terug-wanen. - Laten de ‘woordkunstenaars’, (ik noem hen clowns) eens een voorbeeld nemen aan den stijl en de schildering van deze eerste bladzijde uit ‘Oudt Hollandsche menschen’. - Je leeft erin, je ziet het en.... je kunt het den auteur heelemaal niet nádoen, hóe eenvoudig en natuurlijk het er ook staat; of misschien juist dáárom. - De manieren, de taal, heel het leven van de optredende personen, zijn levendig en echt van teekening. En daarbij zijn de twee verhalen uiterst boeiend van inhoud; zoodat zij ook dien lezer, die daarop in de eerste plaats gesteld is, zeer uitnemend zullen bevallen.... Het spijt mij bepaald, dat ik niet uitvoeriger kan zijn in mijn spreken over dit superieure stukje werk.... Laat ieder die een mooi St. Nicolaas-cadeau zoekt onder de nieuwe romans, zich afvragen of dit even kloeke als boeiende boek van Buis niet bijzonder geschikt zal zijn tot zulk een doel....
Wasdom, door Oolbekking. (uitgave van Johan Pieterse te Rotterdam.) In het begin heeft dit boek een paar goede bladzijden en goede ideeën; namelijk waar de kroeg wordt geschilderd waarin het meisje groot wordt, zonder zelfs besef van goed en kwaad. Dat is echt van-'t-leven-afgezien.... Maar daarna vervalt de auteur in ijlhoofdigheden van den zonderlingsten aard. Allerlei leerstellingen worden dooreengehaspeld. Er treedt een profeet op.... 't Realisme van de eerste bladzijden gaat over in een soort verheven ‘sprookje’,.... De auteur weet blijkbaar niet goed wat hij denkt en wil en is; | |
[pagina 270]
| |
en weet nog veel minder hoe dat alles, wat in hem kookt en gist, onder woorden, beelden, vorm te brengen....
Jeruzalem I. II. III. door SELMA LAGERLÖF. vertaling van Margaretha Meijboom. (Amsterdam, Becht.) Over deze drie dikke deelen in bijzonderheden treden, zou mij in de Lelie te ver voeren. Een schrijfster als Selma Lagerlöf heeft haar naam gemaakt. Men leest haar in elk geval; of men 't eene boek mooier vindt dan 't andere of niet, zij is er. Ik voor mij heb haar Gösta Berling 't liefst van al haar boeken. Jeruzalem is mij te langdradig. Ook trekt het onderwerp mij minder aan. Maar dat doet er niet toe. Jeruzalem is een boek dat je eerbied afdwingt, een boek dat geschreven is door een iemand. En dat zegt genoeg. Voor hen die graag willen weten waarover Jeruzalem handelt, schrijf ik hier even af een beoordeeling uit ‘Dagens Nyheter’ (een Zweedsche courant): ‘Men zegt dat de grondtrekken van dit verhaal uit het werkelijke leven genomen zijn, dat de schrijfster hen heeft bezocht die thuis zijn gebleven toen de geloovigen naar Jeruzalem reisden, en dat zij ook in Jeruzalem de kolonie van de daar wonende Dalecarliërs heeft bezocht....’
Het Zieltje door GERARD HISSINGH. (Utrecht, H. Honig.) Dit boek deed me nu en dan denken aan ‘Het Jongetje’. Klaag mij niet aan, o mij onbekende Gerard Hissingh, zooals collega Daisy Junius 't deed. Ten eerste stel ik voorop dat gij, ofschoon aan mij even onbekend als de beroemde Daisy Junius het mij was, toch met dat al een vermaardheid van den eersten rang kunt zijn, (evenals die dame óók zegt te wezen). Ten tweede, wil ik met mijn vergelijking met ‘Het Jongetje’ U niets onaardigs zeggen, integendeel! Zoo Uw Zieltje mij telkens deed denken aan Borel's Jongetje, het was in Uw voordeel, het was geenszins omdat ik in U een naäper voelde van Borel; maar juist omdat er over Uw Zieltje een rein bedoelen ligt, dat Borel's Jongetje totaal mist. In stijl en talent legt gij het mogelijk af tegen Borel, maar niet in fijn-echt-voelen! - Lang niet overal kan ik Uw Zieltje mooi vinden. Dat studenten-leven, die platte, burgerlijke jongelui, die ruwe taal, enz., enz., dat alles stuit mij, en hindert mij. Maar in de rol die het Zieltje van het meisje speelt in Uw boek, is iets heel teers en moois en waarachtigs.... Daarom is het alles saamgenomen geen gewoon prulboek, maar 't werk van een iemand die voelt, leeft, strijdt, en lijdt,... en daarbij geenszins ontbloot is van letterkundigen aanleg.... MAETERLINCK. De schat des Harten. Als men het voorrecht heeft Maeterlinck te kunnen lezen in het oorspronkelijk, kan men onmogelijk een vertaling van zijn werk waardeeren. Het doet te stijf, te onbeholpen aan. Al het mooie van zijn taal gaat verloren. Zoo althans voel ik het. Voor hen echter die 't fransch niet voldoende machtig zijn, is het een groot genot dat ze in de gelegenheid worden gesteld althans gedeeltelijk met het mooie van Maeterlinck's werk te kunnen kennis maken. ‘Le trésor des humbles’, maar vooral Aglavaine en Selysette zijn vol van zoo buitengewoon-mooie gezegden en gedachten; aaneengeschakeld met van die kleine véélzeggende volzinnen, die in je blijven nawerken voor altijd...
De Godin Botheid geïnterviewd. (Uitgave J. Minkman, Arnhem). Dit is een ‘Satyre door een Volgeling van Aristophanes, Horatius, Boileau, Dryden, Pope en Byron,’; - waarin soms niet onaardige en rake dingen staan over de moderne ‘critiek.’ Daar de schrijver echter niet den moed heeft zijn naam te noemen, is het op die wijze niet erg dapper anderen in den rug aan te vallen. Zulk ongenoemd critiek-uitoefenen, op de critiek van hen die in elk geval wel hun naam noemen, is m.i., - raak of niet, - minder waardig. | |
Brochures, en kleinere uitgaven van verschillenden aard.ONZE LETTERKUNDIGEN. De heer L.J. Veen vereenigt in deze mooie uitgave: de opstellen over onze Ned: letterkun- | |
[pagina 271]
| |
digen, welke thans maandelijks worden opgenomen in de Holl: Lelie. De eerste aflevering bevat het opstel van Frans Netscher over Top Naeff, (van welke sympathieke auteur een nieuw werk op mijn schrijftafel ligt: ‘Het Veulen.’) - De portretten zijn zeer mooi-uitgevoerd, het papier is zwaar, de druk uitstekend. Het geheel vormt dunkt mij een mooi cadeau voor de velen die belangstellen in hedendaagsche literatuur. De prijs per 12 afleveringen is f 9. -. Voor hen echter die in de een of andere auteur speciaal belangstellen, maar de geheele uitgave niet wenschen, zijn afzonderlijke afleveringen te verkrijgen à f 1.00 per afl:.
Op de Hoogte, Maandschrift voor de Huiskamer, is een nieuw maandschrift (uitgever M.J. Portielje Amsterdam). Het heeft een bijzonder mooi omslag, en ziet er goed-verzorgd uit. Echter vind ik het zeer vreemd, dat de redactie haar naam zorgvuldig verbergt. Dit geeft geen heel grooten dunk van de medewerkers.
De heer L. Penning, schrijver van ‘De Oorlog in Zuid-Afrika’, geeft thans uit bij den uitgever D.A. Daamen te Rotterdam: ‘Ons Oude Nederland,’ (de geschiedenis des Vaderlands, van de vroegste tijden tot op heden, aan het Ned: volk verhaald.) De uitgave zal geschieden in afleveringen. De mij toegezonden proef-aflevering bevat verscheiden afbeeldingen, o.a. van De Ruyter, Van Gent, enz. Het lezen van Historie wordt daardoor minder droog. Overigens moet ik zeggen, dat geschiedenis voor mijzelve veel meer aantrekkelijks heeft, dan de mooiste romans. En dan komt er nog bij, dat de herinnering aan hetgeen wij eens beteekend hebben in betere tijden dan de tegenwoordige, een kleine troost althans is te midden van de droeve onbeteekenendheid waarin ons tegenwoordig Nederland dreigt te gronde te gaan! - Vandaar dat ik een werk als dat van Penning met oprechte belangstelling aanbeveel.
De heer J.L. Wery zendt mij een ‘Leerboek voor Machineschrijven,’ systeem Stolze-Wery. - Voor hen die de beide artikelen in dit Blad lazen, van mej: Cath: W. Eck (over machine-schrijven), voeg ik hier bij dat deze dame werkt op het bureau van den heer Wery, en zeer zeker bereid zal zijn alle eventueele inlichtingen te verschaffen. - Door bemiddeling van mej: Eck's zuster werd voor mij-zelve op uitstekende wijze per machineschrift een en ander gecopieerd. Ik meen dat dit geschiedde volgens bovengenoemd systeem.Ga naar voetnoot*)
- - ‘Over alle Levende Schepselen,’ is een overdrukje uit ‘Androcles’; waarop ik misschien nog weleens terug kom. -
Geslachtsziekten.... en hare voorkoming, door Dr. H. Pinkhof; en ‘Gezonde Longen’ van denzelfden auteur, zijn weder een paar der ‘hygiënische vlugschriften’ (uitgave van F. Van Rossen Amsterdam), waarover reeds vroeger in dit Blad is gesproken, wat het vóór en het tegen ervan betreft. - Van denzelfden uitgever ontvang ik een boekje van prof: Guye: ‘De Adenoide bi Schoolkinderen’,.... Dergelijke med: brochures zijn natuurlijk niet bestemd voor meer dan louter een aankondiging, in een Blad als het onze.
Hetzelfde geldt van ‘Over het behandelen van Zieken op Zee’ door A.N.J. Hanedoes van Almkerk, arts, (uitgave van De Erven F. Bohn te Haarlem.)
‘Over Opvoeding in het Huisgezin’ is een indertijd gehouden lezing voor Arbeiderskringen, van J.H. Gunning (uitgave J.H. de Wit, Amsterdam) waarin ik zeer veel wáárs en verstandigs tegenkwam; speciaal over den invloed van ouders op kinderen, door vertrouwelijken omgang enz. Misschien kom ik hierop later terug.
Een mij toegezonden ‘Gids voor Rotterdam’ (exploitatie van de Ned: Kiosken-maatschappij te Rotterdam) kondig ik hierbij aan, als hulp voor hen die deze stad willen gaan bezien.
De heer Sinderam zendt mij een ‘Handleiding tot de beoefening van het grond- of Vlak-Snijwerk’ (uitgave van Sinderam & Co. te Amsterdam). Voor hen die aan deze liefhebberij doen, is zoo'n boekje een nuttige hulp; vooral voor beginners. ‘Bevolkingsleer en Gezinsbeperking’ door dr: J. Hooykaas, is een boekje waarvan de titel voldoende spreekt. (Uitgave van F. Van Rossen Amsterdam).
Onze Zintuigen door Dr. R. Bijlsma (uitgave F. Van Rossen Amsterdam) is mede een dier med: brochures, waarover ik als leek geen opinie kan hebben, en waarvan ik dus enkel de verschijning aankondig aan belangstellenden. | |
[pagina 272]
| |
Over de Juli, Aug: en Sept: nommers van L'Art (revue mensuelle illustrée, onder red: van Paul Leroi), zou ik weer heel veel kunnen zeggen. In het Juli-nommer is het belangrijkste: het artikel over de eerste vrouw van Talma, met vele afbeeldingen. De ets is een ‘Etude de Jeune femme nue.’ Heel belangrijk is het Augustus-nommer, met vele afbeeldingen van schilderijen uit ‘Le Salon’ van 1903, met een artikel Salon de 1903 van den bekwamen directeur: Paul Leroi, en met een ets ‘Vue de Caire’, waaraan ik dadelijk een plaatsje heb ingeruimd in mijn kamer. Etsen hebben voor mij altijd een bijzondere bekoring; en deze herinnering aan het eigenaardige Cairo geeft zoo juist een kijkje van die geheel bijzondere stad. Als men in Cairo geweest is, vergeet men 't nooit weer. Of het dáárvan komt, dat ik deze ets van Mad: Gabrielle Jameson zoo bijzonder-mooi vind, weet ik niet. Maar in elk geval heb ik haar begroet als een zeer te waardeeren extra-gave van het ons op dat punt van extra's telkens verwennende tijdschrift ‘l'Art.’ - Plaatsgebrek dwingt mij uit het September-nommer alleen te vermelden een van de beide etsen: ‘Mendiant Italien’, van E. Van Muyden; en wel voornamelijk omdat ik de houding dezer figuur zoo in-natuurlijk vind, zoo precies-afgezien van het leven. Ik heb in Venetië, in een van die typische achtergangetjes, die leiden naar de groote hôtels welke aan de vóórzijde gelegen zijn aan het Canal-Grande, een type-bedelaar zien staan die had kunnen dienen tot model voor deze ets... er misschien wel voor gediend heeft.... Volledigheidshalve vermeld ik nog twee extra's van l'Art: ‘Gravure sur Bois’, en de ‘Piazzo Campo di Fiore a Rome,’ een magnifique, zeer-groote ets van Max Horte. Twee geschikte St: Nicolaas-uitgaven zijn: ‘Bloem en Blad’, de bekende kalender die verschijnt bij den uitgever C.A.J. Van Dishoeck te Bussum, en: ‘Verjaardag-kalender’ van G. Bredee te Amsterdam, met zeer fijne teekeningen, en als bijschrift korte versjes van moderne dichters.... ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|