De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMedelijden.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 264]
| |
verkocht was? Maar neen! Het lag er nog, hoor, en 50 ct. stond er bij geschreven. Annie keek eerst nog eens rond, want zij stond niet alleen voor den winkel: naast haar stonden twee arme kindertjes met vuile gezichtjes en gescheurde kleertjes aan. Een van de twee, een meisje, dat het haar net zoo kort geknipt had, alsof zij een jongetje was, drukte haar vuile, zwarte neusje stijf tegen het glas, alsof zij dan beter zou kunnen zien en zeide hardop: ‘hé, hoe zou jij het vinden, als je zoo'n eitje had?’ ‘Nou,’ zeide het jongetje, ‘wat heerlijk!’ - ‘Maar Moeder kan dat niet betalen, hé?’ vraagde hij heel verstandig, terwijl hij naar zijn zusje opkeek. (Zoo met een beetje treurige oogen, vond Annie.) ‘Neen,’ zeide weer het zusje, ‘maar als ik geld had, zou ik voor jou en voor mij een koopen.’ Dat vond Annie wel lief gezegd van dat meisje en opeens zeide een lief stemmetje binnenin haar: ‘Als jij nu eens die kindertjes blij maakte! Voor 50 ct. kan je 3 eitjes koopen ook; 3 kleine suikeren eitjes’; tenminste klein vond zij ze, als ze naar dat groote ei keek! Toen begon een ander, minder lief stemmetje mee te spreken: ‘Ik zou het geld toch liever heelemaal alleen houden, want o, dat mooie ei; ik heb er al zoolang naar verlangd!’ - En het andere lieve stemmetje weer: ‘Och, maar het zijn zulke arme kindertjes; zij zullen niet zooveel speelgoed hebben en altijd goed te eten krijgen, zooals ik, en zij zullen zoo blij zijn.’ - En dát stemmetje wón het! - Wel wat verlegen, stoot Annie het jongetje zachtjes met haar elleboogje aan en ze vraagt: ‘Zeg, willen jelui ieder een eitje van mij hebben?’ De arme kindertjes zijn zóo verrast en weten niet wat te zeggen; zij zijn óók verlegen, dat dat rijke meisje zoo lief tegen hen is, maar Annie is den winkel al binnen gegaan en haastig vraagt zij Mijnheer ‘3 eitjes voor 50 ct.’ ‘Zal ik er een papiertje om doen, jongejuffrouw?’ vraagt Mijnheer beleefd. ‘Dank U,’ dat hoefde niet en weg liep Annie weer! De winkeldeur vergat zij dicht te doen; daarom wilde Mijnheer ze sluiten, en nu zag hij net, dat Annie de arme kindertjes elk een eitje gaf en toen naar huis ging. ‘Wel,’ zeide moeder, toen Annie de kamer binnenkwam, ‘laat mij nu dat mooie ei eens zien.’ Hoe verbaasd keek Moeder, toen zij het suikeren ei en niet dat mooie van chocolade zag. Maar Annie vertelde Moesje dadelijk, wat er gebeurd was. Of Moeder boos was? Neen, Moes was blij, dat zij zoo'n klein lief meisje had. 's Zondags daarop kwam er uit den winkel van Mijnheer Driessen een pakje ‘voor jongejuffrouw Annie.’ Hè, daar wist Moes heusch ook niets van! Gauw het pakje opengemaakt, en er kwam een doos uit; nu het deksel er af; daar lag een strookje papier: ‘Belooning voor een goedhartig kindje’ stond er op. En wat kwam er uit de doos? Een paaschei, zoo groot dat Annie het met beide handjes vast moest houden. ROSALIE. |
|