Bladz: 52 uit: Medische fatsoensleer door Prof. Hector Treub.
(Holkema en Warendorf).
Veroorlooft mij alleen nog, dat ik u voorlees een passage uit het dagelijksch gebed van den geneesheer, zooals dat door Maimonides gegeven is. Dat gebed, van den joodschen geneesheer uit de 12de eeuw afkomstig, is ook nu nog, naar het mij voorkomt, de behartiging overwaardig. Het luidt aldus:
‘Laat de liefde voor de kunst en voor uw schepselen mij bezielen. Verhoed dat dorst naar geld, of jagen naar eer en aanzien zich in mijn werk mengen; want deze vijanden van waarheid en menschenmin kunnen mij gemakkelijk bedriegen, en mij mijne hooge bestemming, uw kinderen wel te doen, laten vergeten.
Sterk de kracht mijns harten, opdat het steeds bereid zij den arme en den rijke, den goede en den slechte, den vriend en den vijand, te dienen.
Laat mij in den lijdende steeds slechts den mensch zien; moge mijn geest aan het ziekbed steeds zichzelf meester blijven, en door geen vreemde gedachten verstrooid worden, opdat ik aan alles wat ervaring en onderzoek mij geleerd hebben steeds indachtig zij.
Verleen mijnen zieken vertrouwen in mij en mijne kunst, en volgzaamheid voor mijn voorschriften en raadgevingen.
Verban van hun ziekbed alle kwakzalvers, en het leger van raadgevingen, en bloedverwanten en eigenwijze verpleegsters; want het is hardvochtig volk, dat door zelfoverschatting de beste bedoelingen der kunst verijdelt, en uwe schepselen dikwijls ten grave voert.
Wanneer onwetenden mij veroordeelen en bespotten, laat dan de liefde voor de kunst als een pantser mijn geest onkwetsbaar maken, opdat hij, zonder op den naam, het aanzien, en den leeftijd mijner vijanden te letten, volharde bij het ware.
Verleen, o God, mij zachtheid en geduld tegenover beleedigende en eigenzinnige zieken; geef mij matigheid in alles, maar niet in het leeren; laat mij daarin onverzadigbaar zijn, en laat de gedachte ver van mij blijven, dat ik alles zou weten en kennen.
Geef mij kracht, tijd, lust en gelegenheid, om mijn kennis steeds meer uit te breiden; mijn geest kan vandaag gebreken in zijn weten erkennen en ontdekken, die hij gisteren niet vermoedde.
De kunst is groot, maar ook het verstand des menschen dringt steeds verder.’