te kunnen rekken; de eenvoudige looper in de gang scheen haar als door feeën-handen geweven, zóó schitterend en gelukaanbrengend zag die er uit! -
Misschien was het poëzie.... haar man beweerde immers, ‘dat ze zóó onverbeterlijk romantisch was!’ -
‘O, hoè gelukkig was ze!’....
In hetzelfde oogenblik werd de deur geopend en haar man, omstreeks 28 jaar, vlug en lenig, met een paar bruine zachte oogen, sprekende trekken en dicht, weelderig krullend haar, kwam binnen. -
Juichend sloeg ze de armen om zijn hals. Hij nam haar in zijn armen, kuste haar oogen, mond, haar, maar.... toen de beurt kwam aan hals en armen, hield hij plotseling op en nam zijn gezicht een strakke uitdrukking aan. - Hij had een brandwondje ontdekt op haar rechter wijsvinger. Met haastig gebaar stak hij het gewonde handje in zijn krullebol, alsof die de meest heelende balsem zou bevatten, en keek haar toen aan weifelend.... bijna hulpeloos. -
‘Ik kàn je niet helpen,’ zei hij eindelijk - bijna droevig. -
‘O, dàt kan “asseptin” wel!’
‘Ja.... alle menschen moeten werken.’
‘Wel, ben ik dan geen mensch?’ -
‘Ja.... Goddank wel!’....
‘Maar, dan is het niet meer dan menschelijk, zich eens te branden!’ - Ze lachte, trok haar mouwen naar beneden, en hield de handen op den rug. -
Opeens begon hij onrustig den grond op en neer te loopen. - En nu bleef hij vóór haar staan.
‘Weet je, waarvoor ik bang ben?’ -
‘Waarvoor?’....
‘Dat het je berouwen zal!’
Ze deed niet anders, dan haar hand vertrouwelijk in de zijne leggen.... dít was haar antwoord.
‘Maar een levensvraag blijft dit altijd; voor mij is het een levensvraag, geen ander brood te willen eten dan zelf verdiend. -
‘Ik kán niet eens anders geld gebruiken, dat ware diefstal!....
‘Maar soms vraag ik me af, of ik het recht wel had, je hierheen te brengen.... je te berooven van....!’
Verder kon hij het niet brengen, hij wilde ook niet - want die bruine, trouwe, oogen tegenover hem zagen hem zóó zacht verwijtend aan, en nu, gevoelde hij, was alle twijfel een onnoodige wreedheid voor hen beiden! -
Even later hadden zij zich neergezet op de canapé.
Het gelukkigst uurtje van den dag, een gezellig praatje, was dáár. -
Maar, nu had ze er geen grooten lust ín. Ze zat maar stil en rustig, luisterend naar het krachtig slaan van zijn hart.
Het scheen haar, alsof iedere harteklop ook haar frisch, nieuw bloed in de aderen dreef. -
Toen dacht ze aan dien middag, dat ze hem voor de eerste maal zag, of liever hoorde, want toen mocht ze slechts toeluisteren.
Hoe gretig nam ze elk woord in zich op!...
Het kwam haar voor als hoorde zij een evangelie der bevrijding verkondigen. -
De knellende banden van convenance (étiquette), waarin ze zich naar lichaam en ziel voelde geklemd, hoè werden ze uiteengerukt!....
‘'s Menschen hoogste plicht is, waar te zijn tegenover zichzelf!
‘Zelfopoffering moet ons behoefte zijn, geen last; anders is ze een.... leugen!’....
‘Het leven wordt ons zóó moeilijk gemaakt door die ingebeelde plichten! -
‘Ieder mensch is een afzonderlijke wereld, vol tegenstrijdige aandoeningen; zij kan slechts veroordeeld worden voor datgene, wat zijzelf misdaan heeft!....’
En zij... die haar leven, haar jeugd, had opgeofferd aan een doode!....
Den volgenden dag liet ze hem verzoeken, haar een bezoek te brengen, zooals ze om haar biechtvader zou gezonden hebben.
En daarna!....
Onwillekeurig neigde zij haar hoofd dieper aan zijn borst.
Nu zijn leven, zijn strijd, zijn ontberingen te mogen deelen.... dàt was een adel, die heiligde!
En steeds ging hij voort....
Als in een droom hoorde zij zijn eenigszins gedempte stem.
Ze was zóó innig gelukkig, zóó onuit sprekelijk gelukkig!....
‘En dan zullen we ons onbekend houden, vind je niet?’
‘Wat.... onbekend?’ - ‘O ja, nu begreep ze hem’....
‘Denk eens, vrouwtje! - Twee ruime, luchtige zalen met gemakkelijke bedden voor die misdeelde ongelukkigen!
De ongeneeslijk zieken werden immers altijd tot nog toe uit de ziekenverpleging geweerd!’