die naar het ‘groote huis’ leidde. Mia de meest aantrekkelijke van de twee, met het lieve fijnbesneden gezichtje, de groote donkerblauwe oogen met de peinzende eenigszins droevige uitdrukking, die er in lag. Maar ze konden ook lachen, die oogen, vooral wanneer het was over een of ander gek gezegde van Lies, geheel het tegenovergestelde van Mia: wat de eene aan fijns en elegants had, miste de andere volkomen. Lies was eene gezonde, flinke dorpsdeerne met frissche roode wangen en oogen, die tintelden van levenslust. -
Toen ze aan het ‘groote huis’ kwamen werden zij verwelkomd door eene schare jongelui; het gezelschap was nu voltallig en het rijtuig kwam reeds aanrollen. Het was een jolig troepje, dat er in plaats nam, aangevoerd door een jovialen gastheer en gastvrouw. Mia kende de meesten wel, al waren sommigen van de jongelui haar ontgroeid. Daar hadt je b.v. Karel van den burgemeester die met haar op school was geweest, nu een dandy met kunstig gefriseerden knevel en geaffecteerde manieren. Mia kon hem niet uitstaan, maar het noodlot wilde, dat zij in het rijtuig naast hem geplaatst was en zijne vervelende praatjes dus wel moest aanhooren, van ‘freule dit’ of ‘freule dat’ waarbij hij zijnen knevel welgevallig liefkoosde. Zij vond hem bepaald vervelend: dat die Lies het nu juist zoo treffen moest bij het gezellige troepje achterin; zij en dokter's Freddy, de student, hadden het hoogste woord en troefden elkander om beurten af. En Mia keek bij een uitbundig gelach van Lies eens achterom ten teeken dat zij geheel meeleefde met het troepje achterin, maar inplaats van in de lachende oogen van hare vriendin te blikken, ving zij zulk eenen bewonderenden blik uit een paar donkere oogen op, dat zij geheel verschrikt en hevig blozend voor zich keek en uit ergernis daarover ineens druk tegen den vervelenden Karel begon te praten. -
Men naderde de plaats der bestemming, eene uitspanning met een uitgestrekt bosch erbij en hier verdeelden de jongelui zich in groepjes, eenigen zetten zich neder in de koele schaduw, anderen trokken verder het bosch in, om mogelijke braamstruiken en nog schaduwrijker plekjes te ontdekken. Onder deze laatsten bevonden zich ook Mia, Lies, Freddy en zijn vriend met de donkere oogen, die Mia zoo verschrikt hadden. Deze laatste, Paul Meddon, ‘de hartenbreker’ zooals hij onder zijne studiegenoten genoemd werd, had al dadelijk het schoone bloempje uit de pastorie ontdekt. Hij vond het dorpje saai, de menschen bekrompen en beklaagde al bij zichzelven dien dommen zet van hem om bij Freddy in dat kleine nest te komen logeeren; maar dit meisje kwam nu juist van pas, om hem gedurende de vacantie te amuseeren. -
En bij het bramen zoeken wist hij Mia met hem te doen achterblijven, om eenige bijzonder mooie die zoo gevaarlijk hingen, voor haar te bemachtigen en met den loozen vleitoon, die hem zoo eigen was, pakte hij het argelooze hartje in. En verder den geheelen dag bleef hij haren getrouwen ridder en 's avonds in haar bedje droomde het onschuldige Gretchen van haren Faust. -
Zoo gingen de heerlijke dagen der vacantie als in een droom voor Mia voorbij en droevig dacht zij aan 't komende afscheid en aan den stillen saaien tijd, die dan aan zou breken, dagen, die vroeger voor haar vol geluk en kalme tevredenheid waren. En het afscheid kwam en Mia weende bittere tranen: hij beloofde echter terug te zullen komen als zijn examen achter den rug was. Ook Lies was treurig; Freddy van den dokter nam grooter plaats in haar hartje in, dan zij 't zich wilde bekennen. -
En saai en stil werd 't nu in 't dorpje. Maar Mia en Lies hoopten op betere tijden in 't verschiet. -
En dominee vond, dat zijne lieveling stiller was, bleeker dan vroeger en maakte zich bezorgd. Hare moeder was immers aan die nare kwaal gestorven, waarom zou.... Maar dat wilde hij niet denken, dat zou te verschrikkelijk zijn! -
In het komende voorjaar werden er vele examens gedaan in de academiestad. Mia en Lies volgden alles in de courant met groote nauwkeurigheid. Freddy van den dokter deed het ‘cum laude’ maar Mia werd iedere keer weer teleurgesteld, de naam, dien zij zoo graag zou zien, bleef uit. -
En de volgende zomer kwam en daarmede de langverwachte gasten. Maar Freddy's vriend was er niet bij, ‘die had het te druk met andere dingen’ en Freddy lachte veelbeteekenend tegen Lies: midden op het tennisveld stonden zij, een dol uitgelaten troepje, ze merkten niet, dat er eene was onder hen, die verbleekte bij die voor de meesten onbeduidende woorden, maar die voor die ééne slechts al te welsprekend waren! - Mia begreep, begreep dat de schoone droom uitgedroomd was en de werkelijkheid