Ter bespreking toegezonden.
Uit de Poppenkraam onzer Romantiek door Jan van den Oude.
(Leiden, S.C. van Doesburgh.)
Ook naar aanleiding van dezen nieuwen bundel herhaal ik gaarne nog eens, óók in de Lelie, wat ik reeds schreef in ‘Over boeken en schrijvers’ (uitgave van Kampen & Zn. Amst.), naar aanleiding van dezen criticus.
‘Tegenover het draaien en knoeien van den zoogenaamden baanbreker van Deijssel (en van velen met hem), doet het weldadig aan, dat hij (van den Oude) zichzelf trouw blijft, en niet, om méér lezers te krijgen, nieuwerwetsche zinswendingen gebruikt en nieuwe woorden fabriceert, waartegen hij in zijn overzichten strijd voert. Ik zeg dit te onpartijdiger en eerlijker, omdat hij, in die overzichten, zich óók dikwijls fel en onrechtvaardig tegen mij gekeerd heeft, zoowel wat den niet-naar-zijn-zin zijnden inhoud, als de “germanismen” van mijn stijl betreft. Niemand zal me dus verdenken van het met zijn “kunst-opvatting” ééns te zijn. Integendeel van mijn standpunt vind ik die opvatting verouderd, en onjuist, en komen me de overzichten van letterkundigen aard, die hij aan 't Nieuws levert, alles behalve goedgezien voor, en steeds doortrokken van een gemoedelijken preekgeest. Maar, bij alle verschil van meening, kan ik het toch op prijs stellen, wanneer ik zie dat hij (van den Oude) standvastig blijft waar zóóvelen, juist van die ouderen, “meedoen” willen. Terwijl deze al het mogelijke doen om, zonder zichzelf àl te veel bloot te geven, de jongere generatie, die hen over het hoofd groeit, het naar den zin te maken en bij haar in een goed blaadje te komen, heeft hij (van den Oude) den moed op zijne wijze die jongeren te geeselen, hun aanstellerij te veroordeelen, in één woord trouw te blijven aan zijn eigen overtuiging, eigen smaak, eigen zienswijze over literaire kunst... Overloopers hebben we in de laatste jaren meer dan genoeg gekregen. Overloopers van de oude richting naar de nieuwe, die zoowat meeschreeuwen, van lieverlede bijdraaien, opeten wat ze een paar jaar geleden zeiden. Van den Oude althans, vergeet zijn eigen waardigheid niet op zulk een wijze. Hij zegt in zijn letterkundige overzichtenGa naar voetnoot*) altijd weer opnieuw, hoe hij in die nieuwere schrijfwijzen 't mooie niet zien kan.... Men heeft ten minste het verkwikkende gevoel dat hij wáár is in zijn beschouwingen, dat hij niet maar zoowat heenschrijft, om bij 't publiek in de gunst te komen; maar geeft zijn eigen wél-gemeende, jaren-lang-gevestigde overtuiging....
....De opvatting van hem (van den Oude) eenmaal zijnde wat die is, blijkens zijn literaire overzichten, acht ik het hoog in hem, dat hij den moed behoudt, te midden eener zich veranderende letterkundige wereld,