jij kijkt me an!!.... Ziezoo, je jas is schoon, nou die muts,.... 't is maar wit zand!’
Ze stond 'm af te kloppen, als 'n klein moedertje. En hij liet maar stil geworden, nog verbluft van dien val.... en nu zoo opeens het meisje heel dicht bij 'm, aan z'n lijf, en dan zoo lief....
De andere meisjes hadden even stilgestaan, een paar jongens waren hard komen aanloopen, om te kijken of 't erg was. De grooten en juf hadden er niets van gezien, 't was ook in 'n hoekje gebeurd. ‘Gelukkig!’ dacht Jozef, ‘ze hebben 'r niks mee noodig!’
Ze stonden nu alleen; toen ze hem 't mutsje opzette, kon ze boven op z'n hoofd zien, zoo veel was ze grooter.
‘Hoor 's Ideke,’ en hij nam zoo maar de mouw van haar mantel beet, ‘ik hou zooveel van jou, ik vin jou 'n vreeselijk mooi meisje!’
‘Gekke jonge! Zit je niet bij ons in de klas?’
‘Ja,’ zei Jozef, blij dat ze 't nu al wist pas de tweede morgen. ‘Heb je me nooit gezien?’
‘Gezien, o jawel, maar 'k heb 'r nooit bij gedacht!’ zei ze openhartig, ‘hoe heet jij dan eindlijk?’
‘Jozef.’
‘Josjef?’
‘Nee, Jozzzef!’
‘Wat is dat toch voor naam, Jozzzef! 'n rare naam!’
‘Dat is 'n naam van de Bijbel!’
‘Van de Bijbel? Verbeeldje,’ zei ze 'n beetje verachtelijk.
‘'k Vin Josjef toch wel mooi anders!’ liet ze 'r tot zijn geruststelling op volgen.
‘Ideke, je moet niet weer mee tikje spelen; ik wou zoo graag dat je met mij alleen speelde zeg!
Waarom hou je niet van jongens, heb je gezegd?
Hou je dan ook niet van mij....?’
In eens begon ze te lachen, luidkeels, en in 'n aanloopje duwde ze 'm heelemaal tegen den muur, dat i 't er benauwd van kreeg.
‘Toe zeg, je drukt me zóóoo, je doet me zeer! Ideke, niet zoo stijf! Je drukt me, ei.. i.!’
Ze had 'm om z'n hoofdje gepakt en toen twee kusjes op z'n bleeke wangetjes gegeven.
‘Jij bent wel 'n lieve jonge! Maar je moet niet zoo gauw roepen, want ik deê je heelemaal geen pijn!’ Jozef gaf haar 'n handje en, als twee groote menschen, liepen ze op en neer.... Ze hadden elkaar gevonden en verstaan, zonder dat ze 't zelf wisten zonder te weten ook, wat vinden en verstaan is....
En toch hadden ze elkaar gevonden....
Twee kinderen....
‘Ideke, ik moet je nou wat vragen.’ Jozef liet haar handje los en keek heel ernstig. ‘'t Is van de groote menschen, die vragen dat heel vaak aan mekaar.’
‘Zeg maar wat 't is; als je niet durft, gerust zal ik heelemaal niet boos zijn!’ zei Ideke bemoedigend, want Jozef zette nog maar aldoor 'n ernstig gezicht en tuurde naar den grond.
‘Ik durf haast niet!’
‘Toe maar gerust zeg!’
‘Nee ik zal 't wel teekenen in 't zand, dan moet jij raden, want ik ben bang dat je me uitlacht, als ik 't zoo maar zeg!’
Hij nam nu 'n griffeltje uit z'n zak, hurkte neer en begon aandachtig te teekenen. Ideke stond er bij, nieuwsgierig, de handen in de zij geplaatst.
‘Ik begrijp 't nog niet, Jozef!’
't Is ook nog niet klaar!’
Het duurde 'n heele tijd, toen stond i op.
Z'n handen stak i in den zak en keek vragend naar 't meisje.
‘Dâ 's 'n vrouwtje,’ zei ze plotseling, ‘maar dàt.... dàt.... o!.... nee.... zeg Jozef, wat is dat?’
‘'n mannetje!’ zei die maar gauw, want het duurde 'm veel te lang. ‘Begrijp je 't niet, zeg? Nou, die zijn getrouwd, en ik bedoel 'r mee.... of jij met mij wil trouwen!’
Toen draaide i zich even om, want i was bang haar te zien lachen. Maar ze keek plotseling heel ernstig en trok bedenkelijk aan de onderlip.
‘Met jou?.... Ik ga trouwen met tante Marie!’
‘Maar dat kan toch niet, twee vrouwen...,’ meende Jozef treurig.
‘O Jozef, maar ik zal tante vragen, of 'k met jou mag....’
‘Ja, zei Jozef,’ ‘pa en moeke zullen 't wel goed vinden.’
Toen gaven ze elkaar 'n handje en wandelden op en neer.
Den volgenden morgen mochten ze naast elkaar zitten. Ideke had het juf gevraagd. En juf vondt dat best, zei ze, en ze keek ook heelemaal niet vreemd op, want ze had alles wel gezien en de andere kinderen vonden 't ook heel natuurlijk. Dat hadden