Schets.
Een jong vogeltje, wreed opgesloten in een kooitje.
O! vrij de vleugeltjes uit te kunnen slaan.... te vliegen hoog, héél hoog naar de gouden, hem lokkende zonne!
Tot bij toeval eens het deurtje openging.... Ha! eindelijk vrij!
Heerlijk.... nu naar boven, hoog.... steeds hooger....
Maar de vleugeltjes zijn nog zoo zwak, het kan zijn doel niet bereiken.... valt....
De nog zoo teere vleugeltjes geknakt, blijft het als versuft liggen........
Daar nadert een knaapje.... vindt het arme vogeltje, neemt het op.... strijkt zacht de verwarde veertjes glad.... zet het weer voorzichtig in het kooitje, sluit het deurtje zorgvuldig............
Een jong meisje, wreed gevangen gehouden in een koude, liefdelooze omgeving.
O! vrij te zijn.... de knellende banden te verbreken.... het licht.... het vroolijke, woelige stadsleven trekt haar aan....
Totdat ook zij het veilige kooitje ontsnapt. Maar.... de vleugeltjes zijn nog zoo zwak.... ze valt.............
De teere vleugeltjes geknakt, blijft ze liggen..............
Nu geen vriendelijk knaapje, niemand die zachtkens de verwarde veertjes glad strijkt.... niemand die haar weer veilig in het kooitje zet....
Het deurtje is en blijft voor háár gesloten.
September 1900.
RO.