De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Causerie uit Den Haag.Andere tijden brengen andere zeden en.... andere woorden; soms ook krijgen in den loop der tijden de woorden een andere beteekenis. Zoo o.a. 't woord pluksel; vroeger maakte dat een indruk van zachtheid, van heelen der door oorlog of ziekte geslagen wonden; men zag daarbij in verbeelding vrouwen bezig aan het uitrafelen van zorgvuldig bewaard oud-linnen, om met het resultaat dier bezigheid de in den krijg gewonde helden te verblijden. Die tijden zijn veranderd; de vrouwen en meisjes, die zich met dit liefdewerk onledig hielden (onder een gezellig praatje over alles en.... allen) besteden nu haar tijd - voor zoover de lijdende menschheid daarmee gebaat is - aan het bijwonen van cursussen in verbandleer, ziektegeschiedenis en dergelijke geleerdheid, die naar het volgens mijn opvatting juiste oordeel van vele medici uitloopt op een tamelijk onnutte, halve geleerdheid. In elk geval, sedert de antiseptische verbandmiddelen is het aloude, wondenheelend pluksel een onding geworden; en sinds dien hooren wij in dat woord iets nijdigs, iets pijnlijk vinnigs; een afleiding óok van 't werkwoord plukken, maar.... in den lijdenden vorm, en ‘geplukt worden’ is ver van aangenaam voor den persoon of de zaak die (grammaire-stijl) ‘de handeling ondergaat,’ voor menschen, noch voor gevogelte. En toch moet de mensch zich lijdelijk aan die operatie onderwerpen, wanneer hij voelt zich die door eigen schuld op den hals gehaald te hebben. En zoo kon de arme IJGa naar voetnoot*) niets inbrengen tegen het Spectator-pluksel: Pinksteren het ‘opstandingsfeest’ te noemen! En dat door iemand die al de boeken van Oud en Nieuw - de groote en kleine profeten incluis - nog netjes, op een rijtje kan opzeggen. Geen onkunde dus, geen twintigste-eeuwsche bijbel-onvastheid, maar eenvoudig een slip of the pen, even gevaarlijk als een slip of the tongue. Welk van deze beide veelvuldig voorkomende slips zou meer blijvend kwaad stichten? Een moeielijke quaestie, en in dezen zomertijd is 't niet geraden zich anders dan in het noodigste geval met lastige problemen op te houden. Wij hebben nu volop genoeg aan de oplossing van het vraagstuk hoe onze bezigheden te vereenigen met de aan onze buitensteedsche familie verschuldigde gastvrijheid. Elke Haagsche familie heeft nu een voortdurend wisselende serie logés, en in Den Haag logeerenden willen, als 't kan tenminste tweemaal daags naar Scheveningen gaan. Ongelukkig is er altijd iets waarvoor wij met onze gasten badplaats-waarts moeten: nú eens voor 'n interessant Kurhaus-symphonie-concert; dan weer voor 'n vuurwerk: enkele draaiende zonnen, ettelijke zwermpotten en véle vuurpijlen; een anderen keer voor een volle pier-verlichting, die soms nog een extra aantrekkingskracht krijgt door het op- betergezegd àftreden van een professor in de duikkunst. Zonder toga of barret, alleen in zeer collant tricot, springt deze prof van een vervaarlijke hoogte in zee, aan handen en voeten gebonden en ten slotte ‘in vlammen:’ een hem omgeslagen zak wordt bij den sprong in brand gestoken; een levendige voorstelling dus van iemand, die zich uit een brandend huis redt. Geoefende zwem-amateurs beweren dat dit van zulk een hoogte springen heusch zoo erg niet is, als men maar weet hoè! Ja, there's the rub, daar zit 't 'm; Columbus met zijn ei wist ook wel hoè hij Amerika moest ontdekken; maar toch had hij er zijn handen vol aan, en kwam slecht van de reis, even goed als wij den duiker gewond uit zee zagen komen. In heel mijn aardsch bestaan zag ik nog nooit in het dikwijls angstig volle Scheveningen zulk een menschenmassa bijeen als verleden Zondag avond. Een Hagenaar qui se respecte gaàt 's Zondagsavonds niet uit; maar er was een goede reden voor deze uitzondering: 't gold keizer Nikephoros II en zijn gevolg; een optocht, heusch (naar mijn meening bij uitzondering) het kijken waard. We zijn tamelijk wel blasé van hertogen en ridders in fluweelen pakken, harnassen en Spaansche manteltjes; maar deze Byzantijnsche verkleedpartij was iets geheel nieuws: elk kostuum opvallend mooi van lijn en van kleur, bijzonder savant (het modewoord in kunstbeoordeelingen) van teekening, en daarbij - naar wij ‘van bevoegde zijde’ hoorden - heel echt uit een archaeologisch oogpunt. | |
[pagina 127]
| |
Het jaar 800 is ver af; daarom had zelfs iemand die behoorlijk zijn ‘Algemeene Geschiedenis’ doorloopen heeft, meer dan voor andere maskerades noodig zijn geheugen omtrent feiten en personen op te frisschen. De couranten hebben ons daarin trouw geholpen, ze spraken over den welbekenden Phocos, Polyeuctes en dergelijke grootheden met een zekerheid, die in elk beschaafd mensch een volkomen bekendheid met de faits et gestes dezer heeren veronderstelde, en die ons in bewondering deed staan voor zooveel journalistieke geleerdheid.... Conversations-lexicons zijn werkelijk uiterst nuttige zaken! Nog juist vóór de drukste periode van den Haagschen zomer maakten wij even een uitstapje, niet naar buiten, maar naar een stad waar 's zomers alles uitloopt: naar Amsterdam, eenig en alleen voor het bijwonen van één dier beroemde opvoeringen, waarvoor een mensch die zoo achterlijk is van geen lid der Wagner-vereeniging te zijn, voor geld noch voor de liefst mogelijke woorden wordt toegelaten. 't Was een uitstekende opvoering van de Meistersinger; vooral als geheel genomen was deze reproductie eenig mooi: het orkest - dat van Mengelberg, nog buitengewoon versterkt - bewonderenswaardig, de koren beschaafd en mooi van klank, de mise en scène keurig, fraai van kleur, vol leven en beweging. Spotvogels met Wagner's muziek (het aantal degenen die dit durven zijn, neemt dagelijks af) parodieeren dit muziekdrama als de Neuriezangers van Meerenberg; de met Wagner dwependen zeggen, dat men dit werk eigenlijk minstens ééns per jaar moest hooren om er alle schoonheden van te beseffen. Elk jaar! een soort van bedevaart dus, als naar Mekka, naar Lourdes, naar Rome! Gelukkig is Amsterdam voor ons makkelijk te bereiken. Men zegt dat Viotta's Wagner-opvoeringen zeer goed de vergelijking met de Bayreuther Fest-Spiele kunnen doorstaan. Een groot voorrecht voor wie vooreerst nog niet naar Bayreuth denkt te gaan.... om goede redenen. Aangezien het bepaald ton is om voor Wagner te schwärmen (met Viotta's verplaatsing naar Den Haag is die mode van de hoofdstad naar de hofstad overgewaaid) kan men dan toch over de Wagner-opvoeringen meepraten. Desnoods sluit men zijn huis, gaat in den zomer van de model-Wagner-opvoeringen bij zijn niet-Haagsche familie logeeren, en redeneert 's winters op diners over Rheintöchter, Parcival of Isolde, zoo goed als de beste Bayreuther habitué. Want men dient toch minstens ééns een bedevaart te hebben ondernomen naar die plaats, vanwaar zelfs de minst muzikale personen, niettegenstaande zij er geheel onvoorbereid heengingen, terugkomen als vurige Wagnerianen: ‘heerlijk! goddelijk! neen maar, die Wagner! éénig is hij! En zooveel bekenden men daar ziet! en zoo heerlijk die lange pauzes, overdag, in een mooie natuur; en een uitstekend restaurant!.... dat frischt op na zulk ingespannen luisteren....’ En ik, helaas behoorend tot de paria's, die nog niet ter Bayreuther tempel ingingen, luister kalm naar die opgewonden uitroepen, en denk het mijne van die ‘heerlijk lange pauzes,’ zoo ontbeerlijk bij dat ‘ingespannen luisteren.’ Gedachten zijn tolvrij, en gelukkig niet zichtbaar; dus, men kan véél denken en toch uiterst beleefd blijven.
IJ. |
|