zooveel verschil van opvatting over die teere quaesties bestond, en in het algemeen wanneer men meer trachtte te begrijpen de groote verantwoordelijkheid van ons leven! Warmte zou van de menschen uitgaan en liefde en vrede zou alom wonen. Daarom trachten goed en vriendelijk te zijn, inzonderheid tegen hen, met wie wij dagelijks omgaan, het goede in hen opmerkende, zacht zijn in ons oordeel, - - dat zij ons streven in dit leven, dat, om waarlijk goed te leven, zoo innig moeilijk is.
Rustig stond de maan aan den avondhemel en aan het eenzame strand liep zij te droomen. Te droomen van geluk, van liefde. Te droomen over godsdienst: wat waar, wat onwaar was. Te droomen of Jezus werkelijk de afgezant van den Ongeziene, den Onbekende was. Te droomen welke richting de juiste was, de Spiritualistische, de Spiritistische, de Theosophische e.a.. En zij dacht, al die leeren zijn gemaakt door menschen, samengesteld uit gegevens, gezegd ontvangen te zijn door tusschenkomst van geesten van afgestorvenen; een echt menschelijke leer dus! Waarheid, eenige soort van waarheid zullen die leeren wel hebben, doch juist datgene, naar wat de mensch verlangt, vindt hij niet, en is en blijft het verborgen; en wellicht ook zal het licht, dat uitgaat uit die leeren over het duistere na den dood en voor dit leven, een dwaallicht zijn!
En een schok voer door haar heen, als zij dacht aan de Christelijke openbaring, de leer gepredikt door Een, die boven allen stond; en zij dacht: is het niet verstandiger iets voor onvoorwaardelijk aan te nemen, wat gezegd, wat gegeven is uit de ziel van Een, wien niemand ooit overtroffen heeft.
Zij dacht aan verschillende tegenstrijdige voorstellingen van Hem, in de gelijkenis van den herder en de schapen - en de gelijkenis van de dwaze en wijze maagden en nog meer.
Zij dacht aan de woorden van Hem, die zeide: ‘En al wat gij zult begeeren in 't gebed, geloovende, zult gij ontvangen.’
Zacht herhaalde zij de woorden en zeide bij zichzelf: Het staat er en tòch is het niet waar!
En een vrees kwam in haar hart; er scheurde iets in haar!
Doch plotseling was het, alsof een stem haar toefluisterde ‘Voedt het oud vertrouwen weer,’ en stil fluisterde de zee die woorden haar ook in 't oor, en een licht ging in haar omhoog, een jubelkreet steeg op uit haar borst, en een onstuimig verlangen welde in haar op naar die Grootheid, die Godheid!
De woorden ‘En al wat gij zult begeeren in 't gebed, geloovende, zult gij ontvangen,’ ja, het stond er, en.... het was waar! Want ze begreep nu, dat die woorden geen betrekking kònden hebben op het stoffelijke, dat vergaat, want hoe klein zou dat zijn, doch dat het alleen en alleen betrof het geestelijke, het hoogere leven; en zij voelde, dat wat zij daarvan vroeg, het verhoord zou worden, en dat er een grootheid in die woorden lag, alleen kunnende gesproken zijn door Hem. En dankbaar stemde het haar, toen zij dacht aan de woorden ‘Vader, Uw wil geschiede en niet de mijne.’
Grootheid, alleen grootheid lag er in de Christelijke Openbaring!
En zij dacht: ook in het Oude Testament wordt overal gesproken van Een die komen zal. Hij heeft het gezegd, dat Hij de Godsgezant was, en dat is waar omdat hij het getoond heeft! Was Hij het niet geweest, welnu, zijn leven zou tegen Hem getuigen, doch tot het einde en met het einde heeft Hij getoond de Hoogste, de Heerlijkste te zijn, die op aarde was gekomen om de menschen weer tot den Ongeziene te brengen, om als 't ware een brug voor hen te zijn.
En zij dacht: waarom dan die droefheid in den hof van Gethsémané,.... en het was als een openbaring, die zij hoorde, niet, zooals gepredikt werd in een kerk, dat het een bewijs was van zijn echt menschelijke natuur die bang was voor den dood, maar, omdat op dat oogenblik heel de vloek, heel de ellende en jammer der menschheid rustte op zijn schouders, die Hij in zijn groote, goddelijke liefde torste.
En daarom, zoo zong het in haar ziel, daarom geloof ik aan Christus, doch niet aan de talrijke dogma's!
En zij dacht aan de raadselen van dit leven, die niet op te lossen zijn en waarnaar men toch verlangt ze tot helderheid te brengen, doch zij wist: dat éene, wat Hij gezegd had, was waar, dat die in Hem geloofde, die dus ook streefde Hem waarlijk te volgen, een wereld van liefde en vrede zou worden ontsloten hier en na den dood.
En zij zeide: Dat zij mijn geloof!...
Zachtkens ruischten de golven en zongen haar melodieuzen zang en de maan wierp haar zilverachtig schijnsel ver over de zee....