zich in verbinding met die van Calais en met haar hulp kon hij vaststellen, dat onder de passagiers, die den volgenden dag met de gewone Engelsche pakketboot van Dover naar Calais kwamen, zich de gezochte persoon bevond.
Kelch, een Elzasser van geboorte, reisde den volgenden dag met zijn bondgenoot naar Parijs. Griselli volgde hem als zijn schaduw en bereikte met hem een klein hotel, waar in den kelder een restauratie was en dat in dat gedeelte der stad stond, dat Menilmontant heet. Hier vestigde zich van dien dag af Griselli verkleed als arbeider en het viel den geroutineerden detective niet zwaar te weten te komen, onder welken naam Kelch daar vertoefde.
De bondgenoot van Kelch was gehuisvest bij bloedverwanten, aan het andere einde der stad en er ontstond een voortdurende geheimzinnige briefwisseling tusschen de beide samenzweerders.
Zooals men weet, bestond onder de regeering van Napoleon het zoogenaamde zwarte cabinet, dat alle brieven van verdachte personen onderschepte.
Dit geheime lichaam werd onverwijld het adres van Kelch medegedeeld en na 24 uur las Napoleon de correspondentie, die Kelch met zijn medesamenzweerders te Londen voerde.
Zoowel de brieven aan hem geadresseerd, als degenen, die hij verzond, werden geopend, zonder dat hij het minste vermoeden had, dat zijn daden nagegaan werden.
Kelch had een geheel nieuw plan; hij wilde n.l. Napoleon toevallig tegenkomen en hem dan van het leven berooven. Om tot dit doel te geraken, kon men hem dagelijks te paard in de Champs-Elysées vinden. Hij was een forsch gebouwd persoon, reusachtig sterk en met een innemend uiterlijk.
Napoleon, die een hartstochtelijk en onverschrokken ruiter was, reed ook elken dag uit, meestal door de Champs-Elysées naar het Bois de Boulogne, waar hij uren lang in de schaduwrijke lanen kon vertoeven. Hij werd steeds begeleid door eenige jockeys, een stalmeester, verscheidene officieren en eenige leden van de geheime politie, die zich in een onberispelijk cavalerie-uniform onder zijn gevolg bevonden.
Uit de brieven, die Kelch naar Londen zond, wist men nauwkeurig wat hij van plan was; daarom werd een aantal detectiven onder leiding van Griselli beschikbaar gesteld, om hem bij zijn ritten voortdurend in het oog te houden.
Het was den samenzweerder namelijk niet alleen om het leven van den keizer te doen, maar hij moest ook maatregelen nemen, om zichzelf na de volvoering der daad in veiligheid te brengen.
Men had Kelch op grond zijner correspondentie wel gevangen kunnen nemen maar dit was het doel der politie niet. De rechtbank zou den samenzweerder dan wegens plan tot moord eenige jaren gevangenisstraf gegeven hebben en daarna zou het gevaarlijke individu weder op vrije voeten gesteld worden. Men begrijpt, dat het denkbeeld, geen oogenblik van zijn leven zeker te zijn, Napoleon in een overspannen toestand bracht en al was hij zeker, dat de politie steeds op haar post was, toch had hij geen rust.
De eerste poging tot inhechtenisneming was zeer komisch. Er werd in alle stilte een hertenjacht op touw gezet, waaraan ongeveer 500 heeren van het hof zouden deelnemen. Pietri en Griselli hadden voor 50 bereden politieagenten gezorgd, insgelijks in jachtcostuum, die den keizer in het oog moesten houden. Bij zoo'n hertenjacht kende Napoleon geen hinderpalen en daarom was aan een deel der detectiven, ex-cavaleristen, opgedragen, hem steeds terzijde te blijven, al zou het ook hun leven kosten, want als de vorst zich in een afgelegen gedeelte van het groote woud begaf, zou hij licht door moordenaars overvallen kunnen worden. Griselli zelf sloeg nauwlettend de deelnemers gade, want alleen degenen, die voorzien waren van een kaart en die hij persoonlijk kende, mochten aan de jacht deelnemen. Toen het sein van vertrek gegeven werd, meldde Griselli den keizer, dat Kelch en zijn aanhangers niet aanwezig waren. De samenzweerders hadden geen flauw vermoeden van de hertenjacht, daar er in de dagbladen vooraf niets van bericht was.
Toen de fanfares weerklonken en de opperjachtmeester het sein gaf de honden los te laten, stormde Napoleon met de beste ruiters vooruit, het spoor van het hert te gemoet. Waarschijnlijk deed het den vorst, die steeds door vijanden omringd was, goed, nu eens buiten gevaar te zijn, want hij gaf zich geheel over aan de genoegens van de jacht.
Griselli, die steeds een wakend oog in het zeil hield, ontdekte plotseling een wildvreemd, net gekleed ruiter, die dicht achter den keizer reed. Hij moest uit een of