Voor de balé-balé, waar de zwaargewonde nederlag, zat zijne vrouw neergehurkt, de machtelooze hand van haar man in de hare, doodstil, zonder een klacht te uiten, als wilde zij zijn doodstrijd niet verzwaren.
Een bloedgolf vloeide Pak Saripin over de lippen, kreunend sloeg hij de oogen op en staarde zonder bewustheid in zijn blik in het over hem heen gebogen gelaat van het Hoofd der politie.
‘Pak Saripin verstaat ge mij?’ vroeg de Assistent-Resident zacht, doch duidelijk, en, toen de stervende man een flauwe beweging met de lippen maakte, klonk het ernstig overredend: ‘Als ge spreken kunt, zeg mij dan wie is de man, die u den krisstoot toebracht?’
Pak Saripin bevochtigde zijn droge, bloedelooze lippen en, nauw verstaanbaar, sprak hij langzaam en moeilijk: ‘Achmad is de naam van den man, die mij vermoordde.’
Terwijl hij den in allerijl gehaalden penghoeloe (priester) wenkte, trad de Assistent-Resident ter zijde en beval: ‘Neem Pak Saripin den eed af, penghoeloe.’
De priester, met beide handen den koran boven het hoofd van den stervende houdend, zeide hem met eentonige stem het eedsformulier voor en, in afgebroken, stamelende woorden herhaalde Pak Saripin: ‘Ik zweer bij den heiligen naam van Toean Allah de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen,’ waarop hij nog eens verklaarde, dat Achmad zijn moordenaar was.
Met een laatste opleving van kracht had de arme gesproken, nu zonk zijn hoofd voorover, weêr stortte een bloedgolf uit zijn mond, de oogen braken.... haastig trad de dokter djawa toe, wischte het doodszweet van het groenbleeke gelaat, vatte de kille hand om deze zacht weêr neder te leggen.... Pak Saripin had uitgestreden.
Treurig blikten de omstanders op den nog jongen man, die daar lag neergeveld in de volle kracht van het leven, en zich meewarig nederbuigend tot de weduwe, die nog steeds als gevoelloos nederzat naast haar dooden echtgenoot, zeide het Hoofd der politie: ‘Wij zullen alles in 't werk stellen, Bok Sidin, om den moordenaar van uw man te vinden en hij zal zijn gerechte straf niet ontgaan.’
Onhoorbaar prevelend, bracht Bok Sidin de de saamgevouwen handen even aan het voorhoofd, toen zag zij allen gaan en bleef alleen om de lijkwacht te houden bij haar doode.
Dien zelfden nacht nog werd Achmad gevangen genomen. De moordenaar had zich in een naburige dessa verscholen bij een goed vriend en trad, toen hij de politie het huisje zag naderen, zelf naar buiten om zich in handen van het gerecht te geven. Kalm ging hij mede: hartstocht, haat en woede waren gekoeld, nu moest hij de gevolgen dragen. Eerst trachtte Achmad te ontkennen, doch toen hij hoorde, dat Pak Saripin hem als zijn moordenaar had aangewezen, dat de door hem weggeworpen kris uit de rivier was opgehaald en door moeder als de zijne herkend, hoe verscheidene lieden hem op zijn weg naar Pak Saripin ontmoet hadden, zag hij wel in, dat liegen hem niet baten kon. In onderdanig gebogen houding neêrgehurkt, zooals hem, eenvoudig dessaman, paste tegenover zijn meerdere, den Inlandschen officier van Justitie, vertelde Achmad rustig en uitvoerig wat hem tot zijn laakbare daad had gedreven.
Reeds langer dan een half jaar had hij Pak Saripin's toestemming trachten te verkrijgen om Sawyem te huwen. Valsch en verraderlijk was Pak Saripin tegenover hem te werk gegaan. Hij had Achmad's aanzoek om Sawyem nooit ronduit afgeslagen, integendeel hem steeds met de hoop op goeden uitslag aan de praat gehouden en om den tuin geleid, zelfs vriendendiensten van hem aangenomen terwijl hij, uit laffe vrees voor Achmad's toorn, een slag om den arm had gehouden, de zaak op de lange baan schuivend.
Eindelijk was Achmad het wachten moe geworden en, toen hem ter oore kwam, dat Pak Saripin met Bok Ralima (de huwelijks makelaarster der dessa) in overleg was getreden, had hij zich woedend op weg begeven om den valschaard tot verantwoording te roepen. Van 't eene booze woord was 't andere gekomen. Pak Saripin had zich eerst met leugens willen uitredden, doch in de engte gedreven, was hij in een ander uiterste vervallen. Even driftig als Achmad, had hij dezen gesard, hem zijn armoede hoonend in het gezicht geworpen, hem bij Allah gezworen, dat Sawyem nooit in der eeuwigheid zijn vrouw zou worden. Toen werd het Achmad zwart voor de oogen, vóór hij 't wist had hij zijn kris getrokken, was de daad gebeurd en lag zijn slachtoffer als een blok hout terneergeveld. -
Achmad kreeg ruimschoots tijd om over zijn zonde na te denken; 't duurde ruim