| |
| |
| |
Een gheestelyck Liedeken.
Hoort ghij mannen hoort, tsij arm oft rijcke,
Den Coninck der glorien, heeft liberael
Hoort ghij mannen hoort, voor een ijeghelijcke,
Een croon op ghehanghen int tshemels sael
Dees croon noyt mensch en sach,
Met strijen men die winnen mach
Alle daech machmen sonder schandt beginnen,
Met vromelijck strijden is dees croon te winnen.
Hoort ghij mannen hoort, dees croon sal euwelijcke
Ist dat ghijse wint, v gegeuen sijn:
Hoort ghij mannen hoort, het hemelrijcke
Waer dat noch verdriet wesen sal, oft eenich pijn
Sijt ghij oft groot oft cleen
Alle daech vernieut, na staet tbeminnen
Hoort ghij mannen hoort, wilt ghij nv weten,
Met wijens dat v nv te strijen staet
Hoort ghij mannen hoort, dees moeten sijn
verbeten
Die werelt, het vlees, den vyant quaet
Ons Coninck { weet ghij wel }
Om die croon tontfaen dus wilt beghinnen
Hoort ghy mannen hoort die wil aenueerden
Den strijt, hy en derff niet sijn versaecht:
Hoort ghij mannen hoort, als sijn vermeerden
Ruyters, den moet euen vrome draecht
| |
[pagina cxcij]
[p. cxcij] | |
Want den Coninck diet al siet
Die die croon om sijnen wil beminnen
Hoort ghij mannen hoort, wilt ghij sijn aengeschreuen
V wert tbroot des leuens gegeuen op die hant
Hoort ghij mannen hoort, Ghij moet u ouergeuen
Als crijchslieden plegen, bereyt aen elcken kant
Ghij moet swaer cleeden doen wt,
Een harnas nemen dat sluyt
Met den wille, te minsten beginnen
Hoort. &c
Hoort ghij mannen hoort, schijnt dit te swaer te wesen
Denckt in wiens dienst dat wert ontfaen
Hoort ghij mannen hoort, sijn bloet ghepresen
Heeft hij voor v gestort, die doot aenghegaen
Het is ons Godt ons heer,
Allen goet ist, wildy meer.
Wilt die croon { tis v profijt }
beminnen. Hoort. &c
Hoort ghij mannen hoort, soeckt ghij practijcken
Hoe dat ghij dees vyanden, sult aengaen:
Hoort ghij mannen hoort, met meest te wijcken,
Met vierighe pijlen, sult ghij best bestaen
Want wie vliet, haer ontgaet:
Die Godt bidt tot sijnder baet,
Seynt sijn Engels die ons saec beminnen
Hoort. &c
Hoort ghij mannen hoort, dunckt v dit niet te
wesen
Kenmerckt eens wat dat Elizeo is gheschiet:
Hoort ghij mannen hoort, van Israhel wilt lesen
Thobiam Mariam en Ioseph aensiet
| |
[pagina cxciij]
[p. cxciij] | |
Ontgaen sijn al tverdriet
Door die Engels wilt dan stout beginnen.
Hoort. &c
Hoort ghij mannen hoort, vint ghij nv tijtelijcke
In strijden verdriet, v oogen eens opslaet:
Hoort ghij mannen hoort, het eewich rijcke
Hoe dat in den hemel die croon blinckende staet
Siet hoe ghij moocht sijn gheeert,
Salich wie dus strijden leert
Niemant en can dees croon genoech
beminnen Hoort.
Hoort Princen hoort, nv die croon is
opgehangen,
Te velde doch coompt, eer v verrast die doot,
Hoort Princerssen hoort, wilt oock met ganghen,
Want uwen loon sal wesen euen groot,
Wie ghij sijt neempt eenen moet
Sijt ghij groot oft cleyn wilt terstont beginnen:
Met vromelijck strijden is dees croon te winnen.
|
|