Het hofken der geestelycker liedekens(1577)–Anoniem Hofken der geestelycker liedekens, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina clxv] [p. clxv] [Ryck Godt wie mach ick clagen] Op die wijse alsoot begint. Ryck Godt wie mach ick clagen Dat heymelijc lyden mijn Dat mij dit vleesch doet dragen Brengende den geest in pijn Ic vinde mij bedrogen Om dat ick mij op menschen verliet, Daer ic alleen moeste plogen Te stellen alle mijn vermoghen In Iesus Christus swaer verdriet. O vleesch vol auontueren, Suldi van mij niet gaen Dat mij troost mach ghebeuren Door Godts geest soet bystaen Mach ick gheenen troost verweruen Soo blijft mijn siel in swaren druck, Moet ick Godts gratien deruen In wanhope sal ic steruen En lijden dat eewich ongeluck. O Iesu Godt van minnen Helpt mij in desen noot O waerheyt troosterinne Ic bid v met herten deuoot En laet mij niet verloren Staet mij by want wel sijn mach Tgene dat ick hadde vercoren Doet mij in drucke versmoren Dat clage ic nacht ende dach. O Christelijcke gheesten Die gheerne Godts woort hantiert Als ghij van dien maect feesten [pagina clxvi] [p. clxvi] Dat ghij v soo niet en regiert Ghelijck dees drinckers stercken Die altijt rellen van Godts woordt cracht Verachtende alle wercken Oordeelen alle clercken Door des drancx wijsheyt qualijck bedacht Die dit liedeken dichte Swerelts vrinden sijn hem ontgaen Al houden sij hem voor slichte Noch heeft hij wijsheyt gedaen Al heeft hij nv verloren Alder werelt vrintschap en macht Een ander heeft hij vercoren Door wien hij alle thoren Ontvliet, ende alle vreucht verpacht. Vorige Volgende