Het hofken der geestelycker liedekens
(1577)–Anoniem Hofken der geestelycker liedekens, Het– Auteursrechtvrij
[pagina cxxlvi]
| |
Waer dat ic gae
Bij daghen en oock bij nachten.
Dan comt die vyant en mijn vlees
Sij quellen mij soo seere
Hij brengt mij soo menighen swaren leys
In mijn ghepeys
Och helpt mij rijck Godt heere.
Rijck godt.
Helpt mij dat ick verwinnen mach
Och Iesus soete heere
Al sijn mijn sinnekens nv verbaest
Helpt mij o laes
Ic hoop sij sullen noch keeren.
Een cruys van xv. voeten lanck
Heeft hij voor ons gedragen
Ick en vanter geen trouwe in geenen man
Meer dan in hem
Dat en derf mij niemant vragen.
Caluarien is een paleys soo schoon
Daer wil ick mij gaen vermeyden
En rusten mij al onder des cruycen boom
En hij is soo schoon
Mijn lief wil ic daer verbeyden.
Daer verbeyden.
Die teeken die sijn wtgespreyt
En die rooskens die staen open
Myn liefken reyct wt sijn armkens bloot
Aenden cruyce root
In hem staet alle mijn hopen.
Alle mijn hopen.
Op hem te dincken, op hem te peysen
En es niet al verloren
Mijn liefken draget een cranselijn
| |
[pagina cxlvij]
| |
Dat doet hem pijn
Ten syn niet dan scherpe doren.
Scherpe doren.
|
|