| |
| |
| |
Nawoord
I
Literaire traditie
Een van de belangrijkste personages uit de Historie vanden vier Heemskinderen is koning Karel de Grote. Daarmee behoort de Historie tot het genre van de Karelromans. De teksten die tot dit genre worden gerekend, vertellen over koning Karel en zijn ridders, over zijn voorouders of zijn nakomelingen. Er zijn enkele tientallen Middelnederlandse Karelromans bekend. Jammer genoeg zijn van de meeste daarvan slechts fragmenten bewaard gebleven, soms resteert niet meer dan een gehavend blad perkament, soms zelfs nog minder dan dat. De bekendste Middelnederlandse Karelroman is wel Karel ende Elegast, een tekst waaraan in de Historie vanden vier Heemskinderen herinnerd wordt (zie Aantekeningen hfdst. 14) en die in zijn geheel bewaard gebleven is. Aanvankelijk, in de dertiende en veertiende eeuw, werden alle Middelnederlandse Karelromans in paarsgewijs rijmende verzen geschreven. Vanaf de vijftiende eeuw verschenen er ook prozaromans, die gedrukt werden. De meeste daarvan zijn bewerkingen van Middelnederlandse versteksten. In gedrukte vorm leefde een aantal verhalen uit de Karelliteratuur, waaronder dat over de Heemskinderen, tot diep in de negentiende eeuw voort.
De Middelnederlandse dichters verzonnen deze verhalen over het algemeen niet zelf: meestal maakten ze gebruik van Franse bronnen, waarmee ze overigens soms zeer vrij en creatief omsprongen. In Frankrijk ligt de oorsprong van het genre. Zeker vanaf eind elfde eeuw werden daar zogenoemde chansons de geste gecomponeerd: lange versteksten in strofen (laisses) van ongelijke lengte, die vertelden over gebeurtenissen uit de tijd van de Merovingische en Karolingische koningen. De dichters of jongleurs aan wie we deze chansons de geste danken, baseerden zich vermoedelijk op verhalen die mondeling circuleerden. In sommige chansons de geste kan een historische kern worden aangewezen. Zo bewaart het Chanson de Roland, het bekendste chanson de geste en een van de oudste vertegenwoordigers van dit genre, de herinnering aan een gevecht in de Pyreneeën dat in het jaar 778 daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Maar ook wanneer ze een historische kern bevatten, zijn chansons de geste geen geschiedkundige maar literaire
| |
| |
teksten: de historische feiten zijn op literaire wijze vervormd, aan Karel de Grote, de bekendste Karolingische vorst, worden daden toegeschreven die in werkelijkheid verricht werden door andere koningen, de teksten bevatten daarnaast puur verzonnen verhaalelementen en ze weerspiegelen de tijd waarin ze ontstonden. Op grond van de inhoud en de personages die erin optreden, kunnen de chansons de geste (ongeveer honderd in getal) worden ingedeeld in groepen. Al rond het jaar 1200 onderscheidde de dichter Bertrand de Bar-sur-Aube drie gestes, drie epische cycli: de geste du roi, de geste de Doon de Mayence en de geste de Garin de Monglane. Deze indeling is nog steeds bruikbaar, ook al laat een aantal teksten die tot de chansons de geste worden gerekend, zich niet in een van deze drie groepen onderbrengen. Tot de eerstgenoemde cyclus behoren bijvoorbeeld het Chanson de Roland en andere chansons de geste waarin de koning ten strijde trekt tegen de heidenen. De geste de Doon de Mayence wordt tegenwoordig meestal cycle des barons révoltés genoemd. De chansons van deze cyclus vertellen over vazallen die tegen de koning in opstand komen. Tot deze groep teksten behoren onder andere Renaut de Montauban, een chanson de geste waaraan hieronder uitvoerig aandacht geschonken zal worden, en La chevalerie d'Ogier de Danemarche. De geste de Garin de Monglane ten slotte, ook wel cycle de Guillaume d'Orange genoemd, cycle d'Aimeri de Narbonne of cycle des Narbonnais, telt meer dan twintig chansons de geste over de daden van Guillaume d'Orange en zijn familieleden. Dit geslacht betoont zich door dik en dun trouw aan de vorst, ook als deze onrechtvaardig handelt.
Bij een chanson de geste van de cyclus van de opstandige vazallen, Renaut de Montauban, komen we terecht wanneer we op zoek gaan naar de uiteindelijke bron van de Historie vanden vier Heemskinderen. Het vertelt hoe Renaut, Aalart, Guischart en Richart, de vier zonen van Aymon de Dordone, zich jarenlang moeten verdedigen tegen Charlemagne. Net als in de Historie krijgen ze hulp van de tovenaar Maugis en van Bayard en worden ze gastvrij ontvangen en daarna uitgeleverd door koning Yon (Yewijn) van Gascogne. Ook in deze Oudfranse tekst vecht Renaut in het Heilige Land tegen de heidenen en wordt hij in Keulen vermoord. Aan de episode die vertelt over de uitlevering van Aymons zonen door Yon zouden historische gebeurtenissen uit de tijd vóór Karel de Grote ten grondslag kunnen liggen: begin achtste eeuw leverde Eudo van Aquitanië koning Chilperik en diens hofmeier Raganfrid, die hun toevlucht bij hem hadden gezocht, aan Karel Martel uit, de grootvader van Karel de Grote. Hoe het verhaal zich in de loop der eeuwen ontwikkeld heeft, is onduidelijk. We mogen veronderstellen dat degene die aan het eind van de twaalfde eeuw de Renaut de Montauban zoals wij die nu kennen, componeerde, gebruik heeft gemaakt van ver- | |
| |
halen die mondeling circuleerden en waarvan een deel van generatie op generatie was doorverteld.
Hoofdthema in Renaut de Montauban is de gespannen verhouding tussen de koning en zijn vazallen. Charlemagne is een tiran, een halsstarrige, onverzoenlijke vorst, die zich niet aan zijn feodale verplichtingen houdt. Hij maakt misbruik van zijn macht en doet er verkeerd aan, tegen Aymons zonen oorlog te voeren. Renaut, die in principe loyaal is, voert min of meer zijns ondanks strijd tegen hem. Telkens weer wordt benadrukt dat Aymons zonen in hun recht staan en de koning niet. Het gelijk van de vier broers wordt tegenover het ongelijk van de koning gesteld. Daarbij vallen telkens de woorden droit (‘recht’, ‘gelijk’) en tort (‘onrecht’, ‘ongelijk’). In chansons de geste van vóór de Renaut speelt de oppositie tussen le droit en le tort uitsluitend een rol in de context van de strijd tussen christenen en heidenen: de christenen hebben het gelijk aan hun kant, de heidenen niet. Renaut de Montauban is het vroegste chanson de geste waarin de tegenstelling droittort wordt gebruikt ter karakterisering van de verhouding tussen de koning en een vazal, en wel zodanig dat Charlemagne le tort vertegenwoordigt. Zowel Renaut en zijn broers als de pairs (de aanzienlijken die in het Middelnederlands genoten worden genoemd - zie par. 2.2) zijn zich ervan bewust dat Charlemagne het recht niet aan zijn zijde heeft. Maar hij is wel hun koning en hun heer. Daardoor verkeren ze in een lastige positie: hoe moeten ze zich tegenover hem opstellen? Het politieke dilemma dat in Renaut de Montauban prominent aanwezig is, kan in verband worden gebracht met de historische situatie van eind twaalfde eeuw. In Frankrijk werd toen de scepter gezwaaid door Filips ii Augustus. Deze koning voerde een
krachtige centralisatiepolitiek, tot ongenoegen van de grote Franse vazallen, die zich bedreigd voelden in hun zelfstandigheid. Evenals andere chansons de geste die tot de cyclus van de opstandige vazallen behoren, weerspiegelt Renaut de Montauban vermoedelijk de visie van deze grote vazallen op de toenmalige politieke situatie. Op literaire wijze, door middel van fictie, legitimeert de tekst hun verzet tegen de groeiende macht van de Capetingische vorst. Ondanks zijn grote macht is de vorst uit het chanson de geste afhankelijk van de steun van de grote heren: wanneer de pairs hem uit protest tegen zijn redeloze koppigheid in de steek laten, staat hij machteloos. Deze afhankelijkheid kan beschouwd worden als de literaire verwezenlijking van een situatie zoals de grote vazallen zich die eind twaalfde eeuw wensten.
Renaut de Montauban had in Frankrijk succes. Keer op keer werd het chanson de geste op schrift gesteld. We kennen er verschillende versies van. De zogenoemde traditionele versie telt in het oudste (dertiende-eeuwse) handschrift waarin ze bijna volledig overgeleverd is, ruim 14.000 verzen, een laatmiddeleeuwse omwerking telt er meer dan 28.000. Verder zijn er
| |
| |
handschriften met prozaversies bewaard gebleven, en in de vijftiende eeuw verscheen er een Histoire des Quatre fils Aymon in druk. Tot het eind van de negentiende eeuw zou deze prozaroman telkens opnieuw gedrukt worden.
Vanuit Frankrijk vond het verhaal over Aymons zonen zijn weg naar andere streken: het werd bekend in Italië, Spanje, Engeland, IJsland, de Nederlanden en het Duitse taalgebied. De Franse Renaut-teksten werden vertaald, bewerkt en omgewerkt. In de Nederlanden ontstond in de dertiende eeuw de verstekst die later aangeduid zou worden met de titel Renout van Montalbaen. Het was een lange tekst in paarsgewijs rijmende verzen, vermoedelijk het werk van een Vlaams dichter. Hoewel Renout van Montalbaen meer dan eens aan het perkament of het papier werd toevertrouwd, is er helaas maar weinig van over. Er zijn fragmenten opgedoken - waarvan er een paar naderhand weer verloren gegaan zijn - van vier handschriften. De oudste fragmenten dateren uit de dertiende eeuw, de jongste (een handvol papiersnippers) uit omsteeks 1500. De omvangrijkste zijn afkomstig uit een veertiende-eeuws handschrift: twaalf bladen met in totaal zo'n 2400 verzen. Alles bij elkaar bevatten de ons bekende fragmenten vermoedelijk nog geen 15 procent van de tekst, die ooit zo'n 15.000 verzen geteld zal hebben. Gelukkig is de Middelnederlandse versie van het verhaal ook in andere bronnen bewaard gebleven. Allereerst is daar Reinolt von Montelban, een vijftiende-eeuwse vertaling van Renout van Montalbaen in het Rijnfrankisch, een dialect van het Hoogduits; misschien heeft er een oudere vertaling bestaan die als schakel tussen Renout en Reinolt fungeerde. Naar men aanneemt werd de Rijnfrankische vertaling gemaakt in opdracht van aartshertogin Mechtild von Rottenburg. Ze is ons in haar geheel overgeleverd in twee handschriften; het oudste ervan schonk Mechtild in 1474 aan haar zoon ter gelegenheid van zijn huwelijk. Het woord ‘vertaling’ is in verband met de Reinolt eigenlijk misplaatst: we kunnen beter spreken van een
Umschreibung, een min of meer woordelijke omzetting van de Middelnederlandse verstekst. De Duitse vertaler bleef zo dicht bij zijn voorbeeldtekst dat het Duitse taaleigen meer dan eens geweld werd aangedaan. Ook geeft de Reinolt menig onzuiver rijm te zien. In vertaalkundig opzicht mag de Reinolt dan geen hoogstandje zijn, wie geïnteresseerd is in de verloren gedeelten van de Middelnederlandse Renout, kan de Duitse ‘Umschreiber’ alleen maar dankbaar zijn voor zijn werkwijze. Verder is er een fragment van een getrouwe Middelnederduitse vertaling in verzen bewaard gebleven. En tot slot hebben we de Historie vanden vier Heemskinderen; ook deze prozabewerking gaat terug op de Renout en staat dicht bij de voorbeeldtekst.
Uit een vergelijking van de resterende Renout-fragmenten en Reinolt von Montelban met de bewaard gebleven versies van de Franse Renaut de
| |
| |
Montauban blijkt duidelijk dat de Middelnederlandse dichter zich gebaseerd heeft op de Franse Renaut-traditie. In grote lijnen vertellen de Renout en de traditionele versie van het chanson de geste hetzelfde. Veel episoden en tal van kleinere verhaalelementen komen in beide teksten voor, vaak in dezelfde volgorde. Zelfs vallen hier en daar frappante tekstuele overeenkomsten tussen Renout en Renaut aan te wijzen. Naast al die parallellen zijn er allerlei verschillen. Zo vangt de Renout aan met een voorgeschiedenis over de vete tussen Karel en Aymijn, Reinouts vader, en over de daaruit voortvloeiende jarenlange geheimhouding voor Aymijn van het bestaan van zijn vier zonen. Het chanson de geste vertelt in plaats hiervan over een vete tussen Charlemagne en Beuves d'Aigremont, die een broer van Aymon en dus een oom van Renaut is. Beuves doodt Charlemagnes zoon Lohier, Renaut doodt geen zoon maar een neef van de koning. De episode over de diefstal en herovering van Beyaert zoekt men in de Renaut vergeefs. Verschillende verhaaldraden zijn in de Middelnederlandse tekst niet afgehecht. We krijgen bijvoorbeeld niet te horen hoe het afloopt met koning Yewijn en met Reinouts vrouw Clarisse. De Franse tekst vertelt dat wel. Kleinere verschillen geven onder meer de topografische en toponymische uitwerking van het verhaal te zien: in tegenstelling tot in de Renaut zijn topografische beschrijvingen in de Renout summier of afwezig, en veel locaties die in de Franse tekst een naam dragen, zijn in de Renout naamloos. Zoals de overeenkomsten tussen Renout en Renaut erop wijzen dat de Middelnederlandse verstekst zijn wortels in de Franse Renaut-traditie heeft, zo wijzen allerlei grote en kleine verschillen erop dat de Middelnederlandse dichter geen Frans
handschrift voor zich had waarvan hij de tekst trouw vertaalde. Sommige afwijkingen lijken het resultaat te zijn van een bewust toegepaste bewerkingsstrategie, andere laten zich moeilijker verklaren. Het is goed voorstelbaar dat de Middelnederlandse dichter zich bij het componeren van zijn tekst gebaseerd heeft op zijn herinneringen aan voordrachten van de Renaut. Chansons de geste werden in die tijd immers door jongleurs voor een luisterend publiek ten gehore gebracht. De Middelnederlandse dichter kan een of meer voordrachten hebben bijgewoond en het beluisterde verhaal uit zijn hoofd bewerkt hebben. Daarnaast kan hij gebruik hebben gemaakt van andere, misschien nooit schriftelijk vastgelegde verhalen over de vier broers en hun paard. Er is reden te vermoeden dat er inderdaad zulke verhalen gecirculeerd hebben, bijvoorbeeld een Frans verhaal over de moord op Charlemagnes zoon Loeïs (Lodewijc). Ook van verhalen die niet tot de Heemskinderen-traditie behoren, heeft de Middelnederlandse dichter gebruikgemaakt, en vast en zeker putte hij tevens uit zijn fantasie.
Wie Renout van Montalbaen en Renaut de Montauban met elkaar vergelijkt, constateert niet alleen tal van inhoudelijke verschillen maar proeft
| |
| |
ook een verschil in sfeer. Zoals gezegd speelt in de Franse tekst de politieke problematiek een belangrijke rol. Aymons zonen en de pairs worden geconfronteerd met de vraag hoe zij zich moeten opstellen tegenover een tirannieke vorst die niet in zijn recht staat, maar die ondanks alles hun koning en hun heer is. Deze problematiek is in de Middelnederlandse tekst zeker niet afwezig. Ze krijgt echter minder nadruk. Op de tegenstelling tussen het ‘ongelijk’ van de een en het ‘gelijk’ van de anderen wordt veel minder gehamerd. Hoewel Reinout ook hier beseft dat hij de koning niet mag doden, ondanks al het onrecht dat deze hem doet, en de genoten ook hier noch Karel noch de Heemskinderen in de steek willen laten, staan zij ‘makkelijker’ tegenover de koning dan in het Franse chanson de geste. Karel boezemt hun in de Middelnederlandse tekst minder ontzag in, ze liegen hem voor, steken de draak met hem en deinzen er zelfs niet voor terug hem in zijn lichamelijke waardigheid aan te tasten. De machteloosheid van de koning is in de Renout in de sfeer van het (soms grof-)komische en het ruw-lichamelijke getrokken. Ook de situatie van Aymijn en Yewijn heeft de Middelnederlandse dichter niet diepgaand geproblematiseerd. Hun Franse pendanten voeren een hevige innerlijke strijd. Aymon wordt in de Renaut heen en weer geslingerd tussen zijn vaderliefde en het oprechte streven de eed die hij de koning gezworen heeft, gestand te doen. Zijn mannen, en niet de genoten, beschieten Montauban met voedsel. Yon levert de vier broers weliswaar aan de koning uit, maar de verantwoordelijkheid voor die uitlevering ligt bij zijn raadsheren. Hij is blijkbaar genoodzaakt zich neer te leggen bij de beslissing die de meerderheid van hen neemt en doet dat met pijn in het hart. In de Renout blijkt bij Yewijn en Aymijn veel minder van een loyaliteitsconflict.
Door de verhoudingen tussen de personages minder nadrukkelijk te problematiseren dan zijn Franse collega, door minder te psychologiseren, door topografische beschrijvingen en allerlei details weg te laten en door het aanbrengen van andere vereenvoudigingen, bracht de Middelnederlandse dichter vaart in het verhaal. Blijkbaar was het niet zijn bedoeling zijn publiek een tekst te presenteren waarin gereflecteerd werd over serieuze problemen die in de werkelijkheid speelden - in de werkelijkheid, welteverstaan, van het publiek waarvoor de traditionele Franse Renaut oorspronkelijk bestemd was. Hij lijkt er vooral op uit te zijn geweest een spannende tekst te creëren, een tekst vol actie en avontuur, met veel komische elementen en zonder een al te verfijnde en gecompliceerde psychologie. Hoe dicht de Renout in veel opzichten ook bij de Franse Renaut staat, het is een tekst met een eigen karakter.
De Middelnederlandse verstekst moet succes gehad hebben. Dat blijkt niet alleen hieruit dat hij verschillende malen op schrift werd gesteld, maar
| |
| |
ook uit het feit dat een middeleeuws geschiedschrijver als Jacob van Maerlant het verhaal over de Heemskinderen in zijn Spiegel historiael als een onhistorisch verzinsel afdoet: wat zou het nut van zijn kritische opmerkingen zijn geweest, als Renout van Montalbaen geen bekendheid had genoten?
Toen de boekdrukkunst eenmaal uitgevonden was, werd de tekst in gedrukte vorm gepresenteerd. Daartoe - want waarschijnlijk gebeurde dit speciaal met het oog op de druk - werd van de verstekst een prozabewerking gemaakt. De prozabewerker volgde de tekst vrij getrouw, zoals blijkt uit een vergelijking van het proza met de bewaarde versfragmenten en Reinolt von Montelban. Op de verhouding tussen vers- en prozatekst zal nader worden ingegaan in par. 2.3. De oudstbekende druk dateert uit circa 1490 en is afkomstig uit Gouda. Hij zou vervaardigd kunnen zijn door de Collacie-broeders, de Goudse Broeders van het Gemene Leven. Het vermoeden bestaat dat de Heemskinderen-tekst gedrukt werd voor een vermogende privé-opdrachtgever, en wel voor degene die rond 1486 de Historie van hertoghe Godevaert van Boloen en in 1489 Le Chevalier délibéré eveneens in Gouda liet drukken: het lettertype van de Heemskinderen-druk is hetzelfde als dat van Le Chevalier délibéré, de houtsnede in de Heemskinderen-druk is het werk van de houtsnijder die een serie van meer dan twintig illustraties voor Godevaert van Boloen maakte. Wie die rijke opdrachtgever was, valt niet met zekerheid te zeggen. Een verwijzing naar zijn identiteit is hoogstwaarschijnlijk te vinden op een houtsnede die achter in Godevaert van Boloen en, in een iets andere vorm, achter in Le Chevalier délibéré is opgenomen. Het is een afbeelding van een olifant met een kasteel op zijn rug. Aan beide zijden van het kasteel steken vlaggen uit; op de ene is het wapen van aartshertogin Maria van Bourgondië te zien, op de andere het wapen van Gouda. Onder de vlaggen zijn een bewerkte letter G en een bewerkte letter d aangebracht. We zullen hier van
doen hebben met een merk van de opdrachtgever. Dit moet een vooraanstaand inwoner van Gouda zijn geweest. Mogelijk was het Jan van Cats, heer van Sinoutskerke, die na 1482 schout, baljuw en kastelein (slotvoogd) van Gouda was. De letters G en d moeten in dit geval als een afkorting van Gouda gelezen worden. Wellicht komt ook Gerrit Dircx, burgemeester van Gouda, in aanmerking. De letters kunnen dan ook geïnterpreteerd worden als de initialen van de opdrachtgever.
Van de vroegste Heemskinderen-druk is maar één, geschonden, blad bewaard gebleven. Aan de ene zijde daarvan is een ingekleurde houtsnede te zien, die met het Heemskinderen-verhaal niets van doen lijkt te hebben. De andere zijde bevat het begin van het derde hoofdstuk. Van de eerste regel van de hoofdstuktitel resteert alleen het onderste gedeelte. De laatste regel van het bewaarde fragment luidt: ‘ende enen brief an aymijn ende sine maghen als dat hi’. De tekst op deze bladzijde komt zo goed als woordelijk overeen
| |
| |
met de tekst die in 1508 door Jan Seversoen werd gedrukt. De spelling vertoont verschillen. Hieruit kan worden opgemaakt dat Seversoen de Goudse tekst, eventueel via een tussenliggende druk, heeft nagedrukt of dat hij en de Goudse drukker eenzelfde bron, een druk van vóór 1490, hebben gebruikt. De eerste mogelijkheid lijkt mij aannemelijker.
|
|