De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 152]
| |
[pagina 153]
| |
Dat XVI capittel. Hoe coninc Ansays in de stede van Coelen belegen was vanden heyden ende om hulp sende aen coninc Karel ende hoe coninc Karel Roelant dair sende, die de stede verloste ende des heydens coninc versloech ghenoemt Corfan.Ga naar voetnoot+1Roelant ende coninc Karel stonden te samen in die sale ende veel 2ander heren, ende hadden onderlinghe woerden van Maeldegijs.Ga naar voetnoot2 3Onder des versach coninck Karel een bode comen ende seide tot 4Roelant: ‘Neve, ons ghenaket nyemare.’ Doe seide Roelant: ‘Goe-5de boetscap de moet altijt welcoem wesen.’ 6Onder dat Roelant dese woerden sprac, quam die bode in die 7sale voer den coninck ende gruete hem. Ende als hij den coninc 8ghegruet had, seyde de bode: ‘Heer coninc, ic brenge u nyemareGa naar voetnoot8 9de mi liever afterbleve, want de coninc van Coelen, Ansays, doet 10u bidden dat gi hem hulpe senden wilt. Ende ist dat gi hem 11terstont geen hulpe en sendt, so moet hi die stat opgeven, want 12die heydense coninck Corfan heeftse starkelic belegen met groot 13volc, ende ic ducht dat hijse winnen sal eer gi dair coemt.’ ConincGa naar voetnoot13 14Karel was droevich van dese nyemare ende seide: ‘Edel ridder 15neve Roelant, ghi en liet nye dat ic u badt. Nu bidde ic u dat giGa naar voetnoot15 16vaert ende ontset de stede van Coelen. Ic sal u leveren xiii dusent 17mannen die mit u reisen sullen.’ Roelant antwoerde dat hijt gaer-18ne dede. 19Doe seide Olivier: ‘Roelant, vrome ridder, gi en sulter alleen 20niet varen. Ic wil met u varen met viii dusent man.’ Roelant 21seide: ‘Danc hebt, Olivier.’ Daer na seide Ogier, de vrome ridder: 22‘Roelant, lieve neve, ic sal mede met u te Colen varen, wil God, 23ende nemen mede viii dusent man.’ Doe seide die grave Roelant 24weder: ‘Hebt danc, heer Ogier.’ Dair na seide Dunay, een vroem 25ridder ende was hertoech van Bameren: ‘Roelant neve, ic sal | |
[pagina 154]
| |
26mede met u varen ende nemen mede mit mi viii dusent vromer 27mannen die u mede sullen te hulpe staen.’ Roelant antwoerde mit 28een blijde aensichte: ‘Neve, God dancke u der vrientscap.’ DoeGa naar voetnoot28 29seyden die heren tot malcander dat si van dien avont buten Parijs 30wouden logieren ende daer haer tenten slaen. Met dese woerden 31scheiden die heren van malcander ende elck ginc tot sijnder her-Ga naar voetnoot3132berch om hem rede te maken. 33Olivier met sijn volc waren eerst rede, ende reet met sijn volc 34buten in schoonder ordinancien ende sloech sijn tenten op butenGa naar voetnoot34 35Parijs in een schoen velt. Hier en binnen was coninc Karel boven 36op sijn pallaes ende riep Roelant tot hem ende seide: ‘Siet, lieve 37neve Roelant, ginder een schoon scare van volke. Ic bid Gode dat 38hise beware.’ Doe si dus tegen malcander spraken, quam buten 39riden Ogier met sijn volc in goeder ordinancien ende wel toege-Ga naar voetnoot3940maect, ende sloech sijn tenten bi Olivier. Doe seide coninc Karel: 41‘Roelant neve, siet ginder Ogier met sijn volc, al scone mannen. 42Ic bidde Gode dat hise behoede voer verdriet.’ Doe quam Dunay 43met schoon volc van wapen ende vrome ridders ende sloech zijn 44tenten bi Ogier. Coninc Karel, dit siende daer hi lach, seide: ‘Siet 45ginder, neve Roelant, Dunay met schoen volc van wapen.’ Dit 46gedaen wesende, ginc Roelant ende wapende hem mit sijn volc 47ende bereyde hem, ende nam oerlof aen den coninc ende reet uut 48met sijn volc, twelc een schoon heer was ende vrome mannen vanGa naar voetnoot48 49wapen, wel toegemaect, twelc seer genoechlijc was om te sien. 50Ende als hi buten was met zijn volc, sloech hi sijn tenten bi die 51ander. Daer bleven si leggen buten Parijs tot des anderen dages. 52Ende so drae als den dach verbaerde, reden si mit groten haest naGa naar voetnoot52 53Colen. 54Ende als si bi Coelen quamen, daer vonden si een grote scare | |
[pagina 155]
| |
55van Turken, ende als si die sagen, stelden die heren haer volc inGa naar voetnoot55 56goeder ordinancien ende reden so lange dat si quamen bi de hey-57den. Ende als si op een bogescote na die heiden waren, reet Roe-58lant mit zijn volc ende Olivier met sijn volc voir in theiden heerGa naar voetnoot58 59ende die ander heren quamen na. Als die Turken die kersten al-60dus op hem sagen comen, stelden si haer volc in goeder ordinan-61cien ende reden die kersten tegemoete. Daer versaemden die twee 62heren te samen. Die bangicheit wert daer groot ende menich manGa naar voetnoot62 63verslagen ende vrome ridders vanden paerde gedragen. Daer dedeGa naar voetnoot63 64Roelant wonder metten swairde ende Olivier, ende doerbraken 65der heyden scaren. Ogier ende Dunay sachmen mede menige vro-66micheit van wapen doen ende menigen heiden doden ende ter 67aerden vellen, soe dattet heydensche heer sonderlinge van hemGa naar voetnoot67 68vieren gescoffiert wert, mer principael meest bi Roelant. 69Als dat sach den heidense coninc genoemt Corfan, dat zijn volc 70dus versleghen wort ende falgierde bi toedoen van de vromicheitGa naar voetnoot70 71van Roelant, sloech hi zijn paert met sporen ende reet met groter 72nijt op Roelant soe crachtelic dat hem sijn glavie brac in veel stuc-Ga naar voetnoot7273ken. Mer Roelant en verscoter niet of. Als die coninc dit sach, datGa naar voetnoot73 74hi op Roelant niet winnen en mocht ende Roelant die steec niet 75en hinderde die hi hem gaf, wende hi mit haesten sijn paert ende 76waende wech te rijden. Mer Roelant vervolchde hem soe stren-77ghelic ende gaf hem een slach dat hi doot viel ter aerden. 78Als die heiden haren coninck doot saghen vallen vanden paer-79de, waren si droevich ende riepen op Roelant: ‘Ay bose tyran, 80wat doetstu!’ ende bevochten hem so strenghelic om haren co-81ninc te wreeken so dat Roelant veel te liden had, want der Tur- | |
[pagina 156]
| |
82cken wasser wel tseventich dusent. Roelant, in desen druc ende 83ellende wesende ende an allen siden bevochten wert, weerde hi 84hem seer vromelick, want hy doersloech dicwijl een man te har-85nas an ii stucken ende somtijt man ende paert beide. Wat hi ge-86raecte met vollen slagen was doot, also dat hi seer besprenget sat 87van den bloede. Als Dunay sach Roelant dus seer verladen, slochGa naar voetnoot87 88hi sijn paert met sporen ende doerbrack met sijn vromicheit der 89heiden scaren, soe dattet menich Turck metter doot becofte. Oli-90vier ende Ogier, de stoute ridder, deden binnen dien dage meni-91gen Turck de sadel rumen ende ter aerden vallen, alsoe dat die 92Turcken tvelt mosten rumen ende setten hem ter vlucht, want si 93die vromicheit vanden vier heren niet verdragen en mochten. 94Als die heren sagen dat si haer vianden verwonnen hadden, 95togen si binnen Coelen, daerse die coninc Ansise met groter blij-96scap ontfinc, ende bleven daer xl dagen. Ende die heren wert 97daer grote eer gedaen ende schoon ghiften ghegeven. Tenden die 98xl dagen nam Roelant aen de coninc Ansise oerlof ende reisde na 99Parijs. Ende als si binnen Parijs quamen ende die coninc Roelant 100sach, was hi seer blijde ende hieten hem ende die heren welcoem. 101De coninc nam Dunay an deen syde ende vrachde hem wat de 102coninc Ansise seide ende hoe hise ontfinc ende of hem Roelant inGa naar voetnoot102 103dat oerloech manlic ghehadt hadde. Dunay seyde: ‘Here coninc, 104Roelant heeft hem seer manlic gehadt ende veel vromicheits 105gedaen. Ic seg u, heer coninc, had Roelant een ors tot sinen wille,Ga naar voetnoot105 106hi soude met zijn vromicheit dwingen al dat in de werelt waer.’ |
|