De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 67]
| |
Dat achte capittel. Hoe Reinout Lodewijc dat hoeft ofsloech ende werpt tegen de wandt, dattet bloet in Karels ansicht spranc, ende hoe Aymijn mit sijn kinderen vochten tegen coninc Karel ende hoe Aymyn gevanghen was ende coninc Karel hem woude hangen.1Reynout ende Adelaert gingen te samen tot horen vader Aymijn 2ende claechden hem hoe Adelaert met Lodewijc gevaren hadde 3van beghin ten eynde. Als Aymijn dit hoerde, wort hi half ver-Ga naar voetnoot34woet ende hiet dat hem elc wapende ende datmen de paerdenGa naar voetnoot4 5heymelic uuter stede leyden, datmens int hof niet en vername. 6Ende Aymijn toech mit sijn volc terstont heimelic uuter stede. 7Reinout hiet Adelaert Beyaert sadelen ende lietet uuter stat lei-8den. Ende als alle dinc te punte was, seide Reinout: ‘Het cost dat 9mach, ic sel dat hoeft van Lodewijc onsen coninc hebben.’ Ende 10mit dese woirden so wapende hem Reynout ende Adelaert, ende 11togen haer cleder daer over dat mens niet en sach, ende sloegen 12elc een mantel om ende namen elc in die hant een bloot swaert. 13Aldus gingen si te hove. 14Onder des is dat volc al meest gecomen uuten boemgaert in deGa naar voetnoot14 15sale, ende Lodewijck stont ende gaf elc sijn loen. Hier en binnen 16quam Reynout ende Adelaert in dye sale. Ende coninc Karel 17stont bi Lodewijc. Doe hieten si alle datmen Aymijns kinder 18doerliete. Ende als Reynout ende Adelaert bi coninc Karel qua-19men, grueten si hem minlic, mer Lodewijc en grueten si niet. En-20de terstont greep Reinout coninc Lodewijc bi den hoefde ende 21sloech hem thoeft af ende nam thoeft bij den hare ende werpt 22tegen die muer, dattet bloet in conincs aensicht spranc. 23Als coninc Karel zyn soen Lodewijc so deerlic vermoert sach, 24was hi mit groten toerne ontsteken ende spranc op mit groter ver-25bolgentheit ende seide: ‘Ghi edele baroenen, dye mi nu liefheb- | |
[pagina 68]
| |
26ben, helpt mi wreken den doot van minen lieven soen, de Rey-27nout soe deerlick vermoert heeft!’ Doe sprongen alle de baroenen 28op ende wapenden hem haestelic, wel tot xx hondert toe, ende 29gingen na Reynout. Doe Reinout ende Adelairt dit sagen, setten 30si hem ter vlucht ende ruymden met hem beyden uuter stede ende 31reden tot haren vader, daer hi helt met viii hondert man, welGa naar voetnoot31 32voersien van wapen, ende was op een scoon velt. Ende Reinout 33riep met luder stemmen: ‘Vader, laet ons vlien! Geeft mi torsGa naar voetnoot33 34Beiaert, want ic heb Lodewijc thoeft afgeslaghen. Het vlien is ons 35gheen scande, want coninc Karel is onse coninc.’ Ende die grave 36Aymijn seyde: ‘Dat en sal niet geschien: dye van Nerboen en ple-37gen niet voer te lopen of te vlieen. Huden meer sal ic bliven op datGa naar voetnoot37 38velt ende verwachten wat mi opcomen mach ende weren mi te-39gen coninc Karel. Ende ist dat daer yemant vliet, ic salse terstont 40doen hangen.’ Daer was elc wel voersien van wapen. Reinout sat 41op Beyaert, daer hi hem seer wel op vertroest, want hijt seerGa naar voetnoot41 42bedwongen had. Ende sijn broeders saten op ander orssen, heer-Ga naar voetnoot4243lijc als de geen die hem wouden weeren ende haer vianden cleyn 44ontfangen. 45Aldus reden si den coninc tegen, dair hi mit sijn volc quam. 46Ende Reinout versach den coninc dair hi quam rijden besiden 47den ghenen die den standaert hielt, ende noepte Beiaert met spo-Ga naar voetnoot4748ren ende stac den coninc met sulker nijt doer den scilt ende hals-49berch dat hi vanden paerde viel. Ende eer hi tswaert trecken 50conde, wert hi seer geslaghen. Reinouts broeders reden mede inGa naar voetnoot50 51de meeste hope ende deden wonder metten swaerde. Nochtans | |
[pagina 69]
| |
52souden si daer inden aenganc gebleven hebben, en hadde Aymijn,Ga naar voetnoot52 53haer vader, hem niet ontset, die met sijn volck anquam ende 54sloech inden meesten hoep ende dede wonder metten swairde. 55Dair was over beide siden menich schoen feit van wapen gedaen. 56Doe geboet coninc Karel over sijn heren datmen Aymyns volc int 57here besluten soude ende omridense, dat also gedaen wert. Als 58Aymijn dat sach, seide hi tot sijn volc: ‘Hier en mach niemantGa naar voetnoot58 59vlien, elcs weer hem vromelijc.’ Daer vochte Aymijn so seer ende 60lange dat hem al sijn volc ofgheslagen was, mer hi en sijn kinder 61saten noch op haer paerden. Doe wort Aymijns paert onder hem 62doot gesteken, soe dat hi vallen most. Ende Reinout waende dat 63sijn broeders gevangen geweest hadden of doot, want hij en 64sachse nergent. Doe noepte hi Beiaert met sporen, ende Beyaert 65sloech ende beet so, dattet menich man dode diet verbeet ende 66doot sloech. Aldus doerbrack Reinout die scaren met crachten, 67ende sijn broeders volgeden hem manlic, also dat si voirvlogen. 68Ende dat heer volchde hem strengenlic na, also dat de drie broe-Ga naar voetnoot6869ders haer orssen doot bleven ende mosten gaen te voet. Als dit 70Reynout sach, hiet hijse springen op Beyaert. Doe namen si hair 71gereyden ende leidense op Beyaert ende spronghen daer op. DoeGa naar voetnoot71 72setten si die vlucht met Beiaert, also dat hem dat here niet vol-73ghen en mocht noch niemant, hoe cloeck si opgeseten ware. 74Als dit de coninc sach, was hi daer droevich om. Noch stont 75Aymijn ende vacht te voet ende weerde hem vromelic. Daer was-76ser veel diet jammerden ende hem node souden hebben sien ster-77ven. Doe riep die bisscop Tulpijn ende seide tot Aymijn: ‘Geeft u 78gevangen.’ De grave Aymijn seide: ‘Gaerne, heer bisscop, in u ge-Ga naar voetnoot7879leide, ende ist des conincx wil.’ Terstont reet de bisscop totten 80coninc ende seide: ‘Wil ich den grave Aymijn vangen?’ De coninc | |
[pagina 70]
| |
81seide: ‘Wair hi gevaen, ic dede hem hangen.’ Die bisscop vinc 82Aymijn ende hi wert geleit in vaster hoeden. Als dit gedaen was,Ga naar voetnoot82 83bande coninc Karel Aymijns kinder uut al sijn lant ende swoir dat 84hi Aymijn soude doen hangen ende vrou Aye doen bernen om datGa naar voetnoot84 85si die dracht gedragen had die sijn soen Lodewijc verslegen had. 86Coninc Karel hiet Foukijn van Parijs dat hi Aymyn name ende 87sloege hem terstont dat hoeft of. Doe seide bisscop Tulpyn: ‘Here 88coninc, dat waer grote dorperheit, datmen een gevangen dootGa naar voetnoot88 89slaen soude. Want doe ic hem, heere coninc, vinc, nam ic hem in 90mijn geleye. Daer om, heer coninc, en gedoge icx niet. Eert ge-91schiede, soe soude ic hem helpen met al mijn macht.’ Doe seide 92dye stoute Roelant: ‘So soude ic mede.’ Doe sprac Foukijn: ‘HereGa naar voetnoot92 93coninc, het wair mesdaen soudi hem slaen, want hi gevangen is. 94Laet hem verdinghen: hi heeft huden so grote vromicheit gedaenGa naar voetnoot94 95dattet wonder waer te seggen.’ Doe seide coninc Karel: ‘Ic sal 96hem doen hangen ende vrou Aye doen bernen, het cost dat 97mach.’ Doe antwoirde Roelant ende seide: ‘Heer coninc, dat 98waer u grote lachter ende dair over en souden niemant van uGa naar voetnoot98 99heren willen staen, dat gi Aymijn soudt hangen ende u suster ber-100nen.’ Doe sprac de coninc mit erren moede: ‘Setstu di teghen mi, 101Roelant?’ ‘Neen ic, heer coninc,’ seide Roelant, ‘mer u heren en 102soudens niet willen gehengen datmen Aymyn voir haer ogenGa naar voetnoot102 103soude verdoen ende u suster ontliven. Si souden daer alle liever 104om sterven ende tegen u vechten.’ Als Naym dese woerden 105verstont, seyde hi totten coninck: ‘Heer coninc, hier is Bartram, 106mijn sone, ic heb hem seer lief. Of hy tegen u yet mesdede, soude 107ic dat ontgelden? Dat waer ijmmer lachter. Al heeft Reinout de 108grave tegen u mesdaen, ghi hebt hem luyden een schoen goet | |
[pagina 71]
| |
109gegeven dat si tot haer live gehadt souden hebben, dat si verboertGa naar voetnoot109 110hebben. Wat wildi dan vader ende moeder wijten?’ Die coninc 111seide tot Naym: ‘Wil Aymijn sijn kinderen versweren ende miGa naar voetnoot111 112gevangen leveren, ic sal hem quijt laten.’ Doe riet Tulpijn, de bis-113scop, Aymijn dat hijt doen soude. Doe swoer Aymijn ende zijn 114wijf hoer vier kinderen doot, al daden sijt node. Si swoerent opGa naar voetnoot114 115Sinte Dyonijs hoeft, dair menich man bi stont, waert in haer 116macht, dat si haer kinderen leveren souden den coninc, sijn wil 117mede te doen. Ende hier omme so liet hem die coninc quijt. Doe 118riep die mogende coninck Karel de twalef genoten voer hem ende 119hietse sweren, waert dat si Aymyns kinder in enich lant vonden 120ende konden vangen, dat sise den coninc brengen souden, twelc 121si alle swoeren ende beloefden. Hier wil ic swijghen van Aymijn 122ende seggen voert van sijn kinder. | |
[pagina 72]
| |
|