Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend(55) Van zuster Gertrut Wijnkens. († 1449)Dese guede zuster Gertrut hadde die gracie van onsen lieven Heren ontfangen, dat si sonderlinge aebelGa naar voetnoot5) ende verstandel was in der Hiliger Scrijft. Ende dese gracie en hadde si niet al te vergevesGa naar voetnoot6), want si plach oer soe merckelike in der SchrijftGa naar voetnoot7) te oefnen, [117c] datmen nouwe een guet punte gesecht en solde hebben, si en solde wal geweten hebben, in wat boecke dattet gescreven stont, alst gemyene scriften weren, die wi onder ons gebruckenGa naar voetnootb). Seer nouwe | |
[pagina 207]
| |
plach si des hiligendages oer tijt waer te nemen; want dan gaf si oer mit alre vlijticheit totter Hiliger Schrijft of tot anderen gueden oefnyngen, naedat oer onse lieve Here dan ingaf. Ende als si dan ondertijden al moede bi oeren bedde geseten hadde, soeGa naar voetnoot1) hadde si bijwilen becoringe, dat si geerne of gegaen hadde inden hof of anders, daert oer dan genueget hadde. Mer dat plach si dan vroemelike weder te staen, ende street dan tegen oerselven ende tegen den duvel, ende plach totten duvel aldus te seggen: ‘Du [117d] duvel, al en kan ic anders niet veel guets gedoen, soe wil ic hier nochtan om Gods willen sitten ende verwaeren dese stede, ende en wil oeck niet van hier gaen, voerdattet die gehorsomheit eyschet.’Ga naar voetnoota) Als oer wat beyegende, dat oerGa naar voetnoot2) tonwillen was, of als si veroetmodicht of berispet waert, als si oer dan onlijdsom voelde, soe plach si oerselven te versprekenGa naar voetnoot3) ende veroetmodichde oer, dat si om alsoe cleynen dijnck, daer een ander lichte niet eens op dencken en solde, oer alsoe verstuert of onlijdsom voelde. Ende dan plach si tot oerselven te seggen: ‘Wat verhoverdichste di, eerde ende assche’, ende noch veel ander punten, daer si oerselven mede strafde ende onderhieltGa naar voetnootb). Dit woert des poëten plach si dicwile te seggen: ‘Hi heeft wal geleeft, die wal gheschuylt heeft.’Ga naar voetnootc) Als si bij [118a] yement quam, die bedrucket was, dien plach si mynlike te troesten, ende segede hem veel gueder punten uuter Hiliger Schrift ende wat die hiligen geleden hadden, ende anders veel guedes, nae dien dattet hem dienen mochte. |
|