Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend(19) Van zuster Lubbe van Swolle.(† 1418)Dese guede zuster Lubbe was soe grontoetmodigenGa naar voetnootf) mensche, dat oer altoes duchte, dattet niet en wasGa naar voetnoot4), soe wat dat si dede. Si was recht vuerich ende goddienstich in al oeren werken; ende op veel punten die si plach te doen, hadde si ene guede oefninge, daer si oer mede tot onsen lieven Heren kierde over oeren werke. Ende si plach den jongen zusteren te leeren, als si op dat wiel sponnen, dat si al oer werck goddienstelic solden doen mit eenre geesteliker meynninge ende aen[23c]dacht; ende dat si oer slukeGa naar voetnoot5), die si opt wiel | |
[pagina 53]
| |
sponnen, spynnen solden in die wonden ons lieven HerenGa naar voetnoota). Ende dat si sie onser liever Vrouwen ende den heiligen te eeren soldenGa naar voetnoot1) spynnen, ende leeren dien daermede toespreken. Onse lieve Here hadde dese guede zuster begavet, dat si merckelick gebreck hadde inden lichaem, daer si oer dicke in te lijden hadde. Ende daer was si verduldich ende lidsom ynne, ende plach daer eenGa naar voetnoot2) offerhandde van te maken voer onsen lieven Heren, ende gebenedijdeGa naar voetnoot3) ende lovede Hem, dat Hi oer ontoegenGa naar voetnoot4) ende ofgenomen hadde, dat mennigen menschen inder werlt een zake heeft geweest sijnre ewiger verdoemnissen. Si hadde in beveelGa naar voetnoot5), dat si dat lijnnenneyen verwaerde, ende wanneer si dan den zusteren witte hoefdoeke solde geven, soe plach si altoes selven den groefsten [23d] ende den snoetsten te nemen ende gaf enen anderen dat beste. Ende bi oeren tijden dat sijt onder handen hadde, plegen die hoefdoeke soe oetmodichGa naar voetnoot6) ende grof te wesen, dat die suverlixsten ende cleynstenGa naar voetnoot7) gewracht weren uuten vyven ende die groefsten uuten vyftenhalvenGa naar voetnoot8). Op een tijt quam hier ene jonghe zuster, ende dat was zuster Lubben nichteGa naar voetnootb. Ende want si dat lijnnen verwaerde ende die dijnge onder handen haddeGa naar voetnoot9), soe was si oereGa naar voetnoot10) nychten trouwe ende behulpelick, dat si oersselves bedde behielt, datGa naar voetnoot11) si medegebracht hadde. Ende nae oere doot soe apenbaerdeGa naar voetnoot12) si oere nichten, ende segede oer, dat si daer groet veghevuer omme geledenGa naar voetnoot13) hadde, want si oer trouwer ende gonsteger geweest hadde dan enen vreemden, die oer niet en bestontGa naar voetnoot14). [24a] |
|