Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend(18) Van zuster Grieten van Nyënbeeke. († 1422)Dese guede zuster GrieteGa naar voetnootd) was van groten ende gebuertigenGa naar voetnoot2) oelders nae der werlt, want oer moder was eens banrudsenGa naar voetnoot3) dochter. Mer si maecte oerselven veel edelre ende groter overmids oere oetmodiger, goddienstiger ende doegentliker wanderinghe. Want alsoe geheelick gaf si oer tot alre oetmodicheit ende nederheit, yae tot allen doechden, dat onse lieve Here luchte in al oere wanderinge. Si en was niet oelt in den getaele der jaeren, mer oelt ende rijpe van zeden. Als si over die plaetse of anders ergent genck, soe [20a] genckGa naar voetnoot4) si soe devotelic ende ingekiert, alsof onse lieve Here voer oer hadde gegaen, dragende Sijn cruce. Altoes genck si gemyenlickGa naar voetnoot5) ende hadde oer coveleGa naar voetnoot6) voer toegeknoepet, ende genck dan alsoe zedelick ende gesaet, alsof si oer herte in oeren handen gedragen haddeGa naar voetnoote). Alsoe devotelick ende mit alsulker andachtGa naar voetnoot7) plach si die salmen te lezenGa naar voetnootf), datten zusteren plach te duncken, die bi oer te | |
[pagina 46]
| |
werke weeren, dat si oer in enen yegelikenGa naar voetnoot1) verse bedede. Seer oetmodelike plach si oer gebreke ende crancheiden te beliën, daer si oer toe gheneyget voelde, endeGa naar voetnoot2) daer si oerselven voer enen anderen in bescheemde. Het geviel op een tijt, dat si genc tot eenre zuster omme oer gebreke te beliën; ende als sij onderlinge callende weren, soe segede zuster Griete onder ander woerden: ‘Siet aldus hoverdich ende onge[20b]storven bijn ic noch, dat ic wal gedacht hebbe, als ic over die plaetse genck: stonde daer nu yement inden poerthuys, die alsoe luyde spreke, dat ict hoerde, ende segede: ““siet daer gaet Peter van StienbergesGa naar voetnoota) dochter hene””, daer solde ic wal een ydel behagen in voelen, soedat my duncken solde, dat ic oeck wat weer.’Doe wolde sieGa naar voetnoot3) die zuster wat veroetmodigen ende vertelden oer, hoe dat op een tijt een zuster tegen onsen vader, her Iohan vanden Gronde, calde van oeren groeten magen ende geslechte, ende doe antwoerde hi oer weder ende segede: ‘Zuster, sijn giGa naar voetnoot4) vanden schilde ende vanden wapenegeboeren, soe sijn gi van dieven ende moerdeners geslechte’Ga naar voetnootb). Ende als oer die zuster dit segede ende veroetmodichde si aldus, soe toende si oer soe mynlick blijde, ende genck [20c] oeck alsoe vroelick enwech, recht of si om alsulken antwoerde daer gecomen hadde geweest. Op een tijt seten een deel zusteren tesamen inden bedehuys ende spreken wat guets tesamen, ende daer was zuster Griete mede. Ende oer onderlinge callen was, dat een yegelick seggen solde, wat hi guets gelesen hadden, of wat hi onsen lieven Heren indien dage guets gebeden hadde, of wat hi guets opgeset haddeGa naar voetnootc), daerGa naar voetnoot5) hi omme | |
[pagina 47]
| |
Gods willen in sterven wolde of dat hi om Gods willen doen wolde. Ende alstGa naar voetnoot1) an zuster Grieten quam, dat si wat seggen solde, soe segedeGa naar voetnoot2) si oetmodelike, dat si onsen lieven Heren gebeden hadde, dat si noch omme Sinen willen een tredelijncGa naar voetnoota) worden mochte, ende dat si oer noch mit herten endeGa naar voetnoot3) mit lichaem mochte buygen ende veroetmodigen onder [20d] alle die zusteren, als dat alremalck over oer mochte ende vrij tot oer weerGa naar voetnoot4). Alsoe gehelick kierde si oer tot onsen lieven Heren onder myssen, dat een zuster van oer plach te seggen, dat sijs al den dach te bed voerGa naar voetnoot5), als si onder myssen bi oer te liggen quam, ende si sie dan in oer aensichte mochte sien. Seer oetmodich ende verworpen was si in oeren clederen, ende mit cleynre ende sobere noetdruften liet si oer genuegen. Ende wonderlike nouwe nam si des waer, dat si yoe niet en hadde, dat si mit sijnlicheiden besat of anhenck. Ende wasset dat si yet hadde, daer si oer toe geneyget voelde, dat gaf si overGa naar voetnoot6), ende maectes oer mitten iersten quyt. Het gevyel eens dat si een registerGa naar voetnootb) hadde in oeren boecke, ende ten iersten dat si gevoelde, dat si daer wat synliker toeneylicheitGa naar voetnoot7) [21a] toe haddeGa naar voetnootc), soe nam si dat uut oeren boecke, ende brachtet oere spreecksusterGa naar voetnootd), ende belijden oer oer crancheit, dat si noch soe ongestorven ende ongoddienstich weer; ende si gaft omme Gods willen over. Een suster plach te seggen: die tijt, die si mit oer ommegegaen hadde, die weer seer cort; mer nochtan en neme | |
[pagina 48]
| |
si niet alte groetes wat, si en hadde oer heilige ende godformige wanderinghe die corte tijt ondervondenGa naar voetnoot1). Si en plach oer niet te cieren, noch toe te makenGa naar voetnoot2), als si voer die poerte solde gaen mit yement te spreken, al hadde si oec onrenlick werck gedaen, mer alsoe als si was ende als soedanigen werke toebehoerde, alsoe genck si hene. Het gevyel op een tijt, dat oers vaders knecht voer die poerte quamGa naar voetnoot3) ende wolde si spreken, ende op die selve tijt seten die zus[21b]teren ende noptenGa naar voetnoot4), soedat si oetmodelike toegemaket weren mit leliken schorteldoeken ende armdoekenGa naar voetnoot5), alset soedanigen werke beteemt. Ende aldus bebonden ende toegemaket genck si totten genen, die si te spreken begeerdeGa naar voetnoota). Op een tijt was si tot oers vaders huys omme zake, die si daer te doene haddeGa naar voetnootb). Ende op dieselve tijt was tot oers vaders huys gecomen oer nychte, oere moder zuster dochter. Ende alstGa naar voetnoot6) dan tegen die maeltijt genck, dat men eten solde, soe satte zuster Grieten moeder oer nichte voerscreven aen oersselves taefle, daer siselven an sat, mer oer eygene dochter heyt si gaen sitten bi oer dienstjonferen, die nochtan oeck van buten tot oer gecomen was. Ende al hadde oer zuster Griete hier merclick in te sterven, nochtan en toende si nye inder tegenwoer[21c]dicheitGa naar voetnoot7) noch naemaels, doe si weder gecomen was, mit woerden noch mit gelate, dat si oer hier in te sterven ende te lijden hadde. Dit of desergelike plach oer dicke te beyegenen van oere moder, dat der natueren al seer contrari was; mer also wijslike ende goddienstelic conde si dit beleydenGa naar voetnoot8), dat si een volcomen wercmanGa naar voetnoot9) scheen te wesen. Nochtan dede oer moder dit van wijsheiden, opdat si oer nergent op verlaten en solde, noch dat si niet gedencken en solde, wat si in der werlt gelaten hadde, ofGa naar voetnoot10) si vanden vleysche, of vanden boesen geeste, of vander werlt yetGa naar voetnoot11) weder | |
[pagina 49]
| |
achterwert getoegen worde; want si mit gienre professiën noch beloften verbonden en wasGa naar voetnoota). Si hadde twie zusteren ten Diepen-veen int slotGa naar voetnootb); ende het geviel dat oer ene zuster professie solde doenGa naar voetnootc). Ende doe quam oer moder hier mit oeren anderen [21d] kinderen ende vrendenGa naar voetnoot1), ende begeerde van her Iohan Brinckerinck, onsen vader, dat oer dochter Griete mede moste trecken ten Diepen-veen tot oere zuster, want si professie solde doen. Ende dit weygerde hi oer, soedat oer zuster Griete omme Gods willen moste lijden ende blijven bi huys. Ende als oer aldusdaniges wat beyegende, soe bewees si oer soe doegentlick als voerscreven is, dat si daer den zusteren een sonderlinge exempel ynne was. Seer onzueclickGa naar voetnootd) was si ander taeflen. Want die groeve spise, die men hier in dier tijt te eten plach, die aat sie alsoe rondelikeGa naar voetnoot2) hene, alsof si al oer leven niet dan speck ende warmoes gegeten en hadde, soedat een oelde zuster van oer plach te seggen, dat si oer alsoe rondelick ende onsueclike haddeGa naar voetnoot3) ander taeflen, dat si merclike bescheemt [22a] worde, als si bi oer te sitten queme ander taeflen. Op een tijt sat si ander taeflen ende solde eten, ende doe wert oer een schottele wermoes voergesat, ende in dien wermoes, dat oer voergesat wert, lach een doede musGa naar voetnoot4), die daer doot in verbrant was. | |
[pagina 50]
| |
Doe si dat sach, nam si die mus uuter schottelen ende legede si bi oer op die taefle, ende aat dat wermoes al degerGa naar voetnoot1) uut. Ende doe nam si die mus suverlikeGa naar voetnoot2) in oer hant, ende legede si weder in die schottele, ende si en segede niets, niet dat eneGa naar voetnoot3) noch dat ander; noch men en hoerde oeck naemaels niet, dat si daer enyghe croeninge of calinge van maecte, datmen den pot soe quelke gedecket hadde of diergelick. Voerwaer dese guede zuster en heeft oerselven niet gesocht, mer Cristus heeft oer leven geweest ende sterven oer gewijnGa naar voetnoota). Al oer zeden ende wanderinge [22b] van buten die toenden, dat si hier gien blyvende stat en hadde, mer mit al oeren herten sochte si die toecomendeGa naar voetnootb), ende gaf oer tot alsulken sterven ende uutgaen oersselves, dat niets niet in oer en was, ten was altemale gekiert tot onsen lieven Heren. Ende si brack oer alsoe gehelick van oeren vrenden ende magen ende van alle dienGa naar voetnoot4), daer die natuer vermakinge of soelaesGa naar voetnoot5) van nemen mochte, dat sijs hier niet lange geherdenGa naar voetnoot6) en conde. Ende hieromme als si hier ommetrijnt van negen jaeren gewoent hadde, soe viel si inGa naar voetnoot7) teeringe ende in ziecheit, soedat si doe voertan al meestelick quelke voer. Ende daer en was oeck temaele anders gien saekeGa naar voetnoot8) toe noch waeromme, datmen van buten weten of mercken conde, dan dat si oer alsoe vuericlickGa naar voetnoot9) ende gehelick tot onsen lieven Heren ende tot allen [22c] doechden kierde, soedat die natuer ghebreken moste ende en condes niet langer geharden. Ende hieromme waert si yoe lanck yoeGa naar voetnoot10) sieker, ende quam ten lesten tot enen zaligen eynde, ende vercreechGa naar voetnoot11) alsoe van oeren brudegom Ihesu Cristo, daer si dicke omme gestreden ende geleden hadden, ende daer si oeck mennigen doot om gestorven hadde. Want si en heeft dat rijck Gods mit waernemenGa naar voetnoot12) niet vercregenGa naar voetnootc). Mer si heeft daer dicke om gedaen, dat oere natueren harde seerGa naar voetnoot13) contrari was. Want doe si gestorven was, vonden die zusteren in oere taeflen ghescreven, dat | |
[pagina 51]
| |
si opgeset hadde in oeren herten, dat si die guede gewoenten des huyses hoelden wolde, alsof si sie gelavet haddeGa naar voetnoota). Ende oec hadde si daerin gescreven: ‘All en hebbe ic ghiene professie gedaen, nochtan gehorsomheit, reynicheit ende niet ey[22d]gens te hebben, dat is mijn trouwelschat’Ga naar voetnootb). Hieruut is teGa naar voetnoot1) mercken, wat oer myeninge ende waerommeGa naar voetnoot2) geweest heeft in al oeren werken. Ende wattet inne heeft, dat si in oer taefel gescreven hadde, als ment mitten werken vervullen sal, dat weet diegene alrebest, die daerGa naar voetnoot3) dagelix inGa naar voetnoot4) arbeidende is dat mitten werken te volbrengen. Dese guede zuster Griete hadde ene manyer over oerGa naar voetnoot5), dat si altoes, wanneer dat oer oer moder vragede, hoe dattet oer genge, plach te antwoerden: ‘het is reedelick’. Ende als si gestorven was ende oer moder oer begeerde te sien, soe sloech men dat vatGa naar voetnoot6) op, soedat si se sach. Ende doe nam si sie bi der hantGa naar voetnoot7), ende segede: ‘Lieve kint, nu sie ick, dattet altoes reedelicGa naar voetnoot8) heeft geweest ende niet synlick’Ga naar voetnootc). Ende als si dan aldus zalichlick tot Gode gevaeren was, soe waert [23a] si ten Diepen-vene begraven, want si hadde daer twie zusteren, als voerscreven is. Hiernae soe starf dieGa naar voetnoot9) ene zuster, ende die waert doe in zuster Grieten graf begraven. Doe genck die levendige zuster ende nam dat doede hovet van zuster Grieten, ende droech dat van devociën al heymelick in oer celle. Ende daer gaf dat hovet | |
[pagina 52]
| |
alsulken goer ende ruecke van hem, dats die zuster niet verbergen en condeGa naar voetnoota). Ende als siselven naemaels plach te seggen, soe en hadde si nye in al oeren leven enyge fyolettenGa naar voetnootb) of ander bloemen geroeken, die alsulken zueten rueke van hem geven. Ende hieromme soe nammet oeck een ander zuster van devociën in oer celle. Mer alst voer den pater van WijndsomGa naar voetnootc) quam, soe was hi besorcht ende en dorstes niet oerleven, dat ment alsoe buten der eerdenGa naar voetnootd) solde hoeldenGa naar voetnoot1). [23b] HierommeGa naar voetnoot2), als zuster Katheryna van NaeldwickGa naar voetnoote), supprierynne desselven cloesters van Diepen-veen, gestorven was, soe waert dat heilige hoevet mede in dat vat ghelecht, opdatGa naar voetnoot3) diegene tesaemen solden rusten in der eerden, die tegader mit Cristo solden regnyeren in den hemel. |
|