Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
de onses weerdigen vaders natuerlikeGa naar voetnoot1) zuster. Ende het was alte vuerigen, goddienstegen mensce, ende gaf oer gehelick tot onsen lieven Heren ende totten rechten doechden. Nummermeer en sach men sie ledich: enterGa naar voetnoot2) si bedede oerGa naar voetnoot3), of si las wat guets, of si dede anders wat, daer orberGa naar voetnoot4) of nutticheit in gelegen was. Ende oeck hadde si dese vuericheit over oer, dat si alte sonderlinge geerne misse plach te hoeren, alst oer geboeren mochte. Ende want die zusteren in dier tijt giene mysse bijnnen huysGa naar voetnoota) en hadden, soe plach si alte geerne te kercken te gaen ende den dienst Gods te hoeren. Want oere zielen leven daerin gelegen was, als onse lieve Here selven secht: ‘Die mensche en levetGa naar voetnoot5) nyet allene bi den broede, mer bi elken woerdeGa naar voetnoot6), dat daer gietGa naar voetnoot7) uuten monde Gods’Ga naar voetnootb). Hiernae - [14a] doet onse lieve Here versachGa naar voetnoot8) dat die zusteren mysse hadden bijnnen huys, soedat si dagelix niet te kercken en gengen - soe hadde sijt opgesetGa naar voetnootc) ende voergenomen dat sij daer niet sonderlingeGa naar voetnoot9) in wesen en wolde, noch oeren oversten swaer of moyelick, mer si wolde oer daer geerne om Gods willenGa naar voetnoot10) in latenGa naar voetnoot11). Ende als men mysse hadde bijnnen huys, die woldeGa naar voetnoot12) sie hoeren, ende als men giene mysse en dede, soe wolde si oer lijden ende beden oer, ghelovende dat dengenen die Gode mynnen, niet allene die tegenwoerdige dienst Gods, mer alle dijnck int guede medewerkende isGa naar voetnootd). Dese guede zuster Fenne conde honger ende gebreck lijden ende nochtan overvloyen. Ende in allen was si geleertGa naar voetnoote), want si sat dicwile ander taeflen dat si niet [14b] en at dan droege broet, ende dranck overlanckGa naar voetnoot13) eens bier toe. Ende als oer dan die zusteren beclageden ende medeliden mit oer hadden, want si niet gegeten en hadde dan droege broot, soe plach sij guet- | |
[pagina 34]
| |
hertelikeGa naar voetnoot1) weder te antwoerden mit enen vrentliken aensichte, ende segede: ‘Lieve zuster, als ic guet broet hebbe te eten ende drijncken toe, soe en darf my niement beclagen, want soe hebbe ic, dat mennighen gebreket.’ Sij was vuerich ende trouwe inder vermaenynge voer onse guede gewoenteGa naar voetnoot2), soedat si die jongen ende voert die ander zusteren ontsagen, als si yet deden, dat den rechten doechden contrary wasGa naar voetnoota). Oeck was si seer vlijtich ende bederveGa naar voetnoot3) tot allen oetmodigen ende swaeren wercke, yae totten uutersten oers levens ende doet een aeloelt mensche gewor[14c]den was, als keymen, brouwen ende ander swaer ende onreynlike werke, die men ondertijden behoeft te doen. Si was oeck recht oetmodich in oeren clederen ende in al dat si gebructe, soedattet van buten scheen, dat si daer gien werckGa naar voetnoot4) van en hadde, hoedat si genck, ende weer dattet tebroeken of heel was, dat si aenhaddeGa naar voetnootb). Mer allene was si sorchvoldich, dattet cleet der mynnen van hoer niet gebroken noch geschoert en worde. Het gevyel op een tijt, dat her Iohan Brinkerinck, onse weerdige vader, hier indie weerGa naar voetnoot5) quam, ende doeGa naar voetnoot6) sach hi dat zuster Fenne soe rechte snoedenGa naar voetnoot7) rock aenhadde, ende dat was oer beste rock. Doe segede hi tot moder Barten ter Clocken, die bi hem genck, dat siGa naar voetnoot8) oer enen beteren rock solde geven, of hi wolde oer selven enen werven. Ende doe dit geschiede, [14d]doe wasset een oelt mensche ende een van onsen oeldesten zusteren die hier woenden. |
|