Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend(10) Van suster Wijce ten Wijnkel. († 1417)Dese guede zuster Wijce [10b] was oeck een van onsen oeldesten zusteren, want si woende hier al bi onses weerdigen vaders herGa naar voetnoot11) | |
[pagina 27]
| |
Iohans vanden Grondes tijden, soedat si hier oec mennighe armoede gheleden heeft. Het was temaeleGa naar voetnoot1) een eersomGa naar voetnoot2) persoen, wallatende ende geschicket van zedenGa naar voetnoot3), soedat onse huys van oere stichtiger wanderinge scheen verciert te wesen. Si hadde oeck gracie van onsen lieven Heren in die Heilige Scrift, als dat si dat guede dat si hoerde of las, sonderlinge wal conde ontholden. Ende desgelikes conde si enen anderen oec wal wat guets leeren ende seggen. Ende hieromme plach si den jongen zusteren, die ierst gecomen weren, seer vrendelick ende toesprekelickGa naar voetnoot4) te wesen ende herdende totten doechden. Ende want si hem aldus doegentlickGa naar voetnoot5) ende guederhande toe was, soe hadden si die jonge zusteren [10c] sonderlinge lief, ende plegen tot oer te gaen, alsoft oere alre moder hadde geweest. Si was bereit tot allen oetmodigen swaeren wercke, ende was daer oeck seer vlitich in, doet nochtanGa naar voetnoot6) een oelt mensce geworden was. Want het geviel, dat si binae enen helen somer sat ende keymdeGa naar voetnoot7), alsoft noch een jonc mensche hadde geweest. Ende alsoeGa naar voetnoot8) vroelick ende goddienlickGa naar voetnoot9) dede si dit, alsof si niet gedacht en hadde, dan dattet alsoe wesen solde. Dese guede zuster was soe begeerich ende vuerich totten gemeynenGa naar voetnoot10) wercke - ende sonderlinge dat die zusteren overal int gemyeneGa naar voetnoot11) deden - dat si, doe si soe oelt was, dat sijs niet en vermocht alsoe lange te staene, dat si den zusteren die cleder mochte helpen wasschen, daeromme nochtan niet of en liet; mer si satte oer cu[10d]pen wat sijderGa naar voetnoot12) dan die ander zusteren, ende genc daerbi sitten, ende alsoe plach si te wasschen. Ende in deser doechde der arbeydelicheit scheen si te volherden hent totten enyde oers levens. |
|