Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren
(1919)–Anoniem Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren– Auteursrecht onbekend
[pagina XCV]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ca] Hier beginnen sommige stichtigeGa naar voetnootc) punten van onsen oelden zusteren, welker leven ons billickGa naar voetnoot1) altoes voer ogen is te hebben. Want oer wanderingeGa naar voetnoot2) heeft waerlick geweest als ene keerseGa naar voetnoot3) op den kandeler, die al dengenenGa naar voetnoot4) luchteGa naar voetnoot5), die in den huyse sijn.Ga naar voetnootd) Ende niet allene in desen huyse,Ga naar voetnoote) mer oeck soe wieGa naar voetnoot6) dat mit hem sprac ende oer wanderinge sach, die mochte vluchtesGa naar voetnoot7) mercken, dat siGa naar voetnoot8) God van bijnnen regierde. Want al oer zeeden ende manierenGa naar voetnoot9) van buten die bewesen goddienstige stichticheit. Het weeren waerlikeGa naar voetnoot10) menschen, rijckGa naar voetnoot11) van doechden, ende, als die wise man secht, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die vlijt hadden der schoenheit;Ga naar voetnoota) mer, als die apostel spreket, niet veel edelen naeden vleische, niet veel wijsen, niet [Cb] veel rijcken naeder werlt hebben onder hem geweest.Ga naar voetnootb) Ende nochtan hebben sie die gewaerigeGa naar voetnoot1) doechden soe vollencomelick gehad ende in hem bewesen, dat hem die inwendige edelheit ende die godlike wijsheit ende die gewaerige rijcheiden nergent en hebbenGa naar voetnoot2) ontbroeken. Si sijn arm geweest van coemsteGa naar voetnoot3), mer veleGa naar voetnoot4) hebben si rijck gemaket in doechdenGa naar voetnootc). Ende hoedanich si voerden ogen Gods geweest sijn, mach men mercken uuten vruchten, die uut hem gecomen sijnGa naar voetnoot5); want unten vruchten des boems kent men den boemGa naar voetnootd). Ende alsoe als onse lieve Here Ihesus Cristus overmidsGa naar voetnoot6) Sinen armen dissipelen bekiert heeft die rijcken ende die wijsen ende die edelen, ende niet overmids den rijcken die armen, soe desgelikes vanGa naar voetnoot7) desen oetmoedigen ende sympelen kinder Gods [Cc] heeft Hi mennigen rijck ende oeck edele ende ander ontellike joncferen ende vrouwenpersoenen tot Sijnen dienste getaegenGa naar voetnoot8), daer siGa naar voetnoot9) oersprongelick die wortel ende die stamme of geweest sijn. WiGa naar voetnoot10) laten den anderenGa naar voetnoote) vertellen der rijcker ende der edelen comst, ende oec oer waere bekieringe ende doechsommeGa naar voetnoot11) voertgancGa naar voetnootf): ons lustet te vertellen onser oetmodiger armen waere doechden, die soeveel te meer te verwonderen sijn, wantGa naar voetnoot12) si myn in soedanigen armen, alse dieGa naar voetnoot13) veel op den lande gewoent hadden, gevonden plegen te worden, ende nochtan alsoe puerlick die rechte waere doechden in hem gehad hebben, alsof si altoes die Heilige Schrift ende der heiligen leven gelesen en- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gesien hadden. Mer die Helige Geest, deGa naar voetnoot1) sie vervullet hadde, die heeft si geleert ende verluchtet. Ende alsoe als si verluchtet weeren, [Cd] soeGa naar voetnoot2) hebben si voert geluchtet: dieGa naar voetnoot3) ene in gehorsomheit, die ander in oetmodicheit, die derde in gelatenheit, die vierde in zusterliker minnen ende die ander scheen gegeten te worden vanden eernste des huyses GodsGa naar voetnoota). Ende aldus weren si verciert, dat een yegelick scheen wat sonderlingesGa naar voetnoot4) te hebben, daer hi medeGa naar voetnoot5) van Gode mit sonderlingheidenGa naar voetnoot6) scheen begavet te wesen voer enen anderen. Ende want wi oer tegenwoerdicheit altoes mit ons niet hebben en moegen nae den lichaem ende ons oer stichtige leven seer noetdruftich is te hebben inder gedenckenisse, soe hebben wi van hem sommigenGa naar voetnoot7) sommige merclike punten gescreven, soe als wi daervan hoeren ende vernemen conden van onsen oelden zusteren, die oer wanderinge te sien ende te gebruckenGa naar voetnoot8) weerdich geweest hebben. [Da] Ende want oerre sommigeGa naar voetnoot9) alsoe vroe in onsen huyseGa naar voetnoot10) geweest hebben, soedat wi gien seker bescheit van hem vernemen en coenen vanden genen die noch leven, ende sommige oec soe vroe gestorven sinGa naar voetnootb), soe en hebben wi van hem allen niet allGa naar voetnoot11) dinck moegen scriven, dat wal stichtich hadde geweest. OerreGa naar voetnoot12) sommege hebben oec alsoe heymelick ende verborgen in oeren doechden geweest, dat si die doechden schenen te stelenGa naar voetnootc), soedat si ondertijden oec watGa naar voetnoot13) deden, dat si sonder sunde doen mochten, daer si in veroetmodicht ende vernedert worden. Ende hieldenGa naar voetnoot14) oer gracieGa naar voetnoot15) ende ander guede werke, die si verbergen conden, alsoe heymelick in hemselven, datmen van hem wal seggen mochte: ‘Die schoenheit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der dochter des coninges is al van bijnnen’Ga naar voetnoota). Sommich anderen hebben geweest als ene [Db] keerse op den kandeler ende als ene stat, die op enen barge staet, die niet verhoelen en mach blyvenGa naar voetnootb), ende alse calumpnenGa naar voetnootc), daer dit huys mede onderstuttet was. Ende weren oeck alsoe stichtich ende godformichGa naar voetnootd) in oere wanderinge, ende soe ontsichlickGa naar voetnoot1) den anderen, dat een yegelick sorchvoldich was, dat hi van hem niet gemercket en worde yet doende, dat den rechten doechden contrary waer. Hoer oversten hadden si in groeter weerdicheit; want soe wat die geboeden of insattenGa naar voetnoot2), dat nemenGa naar voetnoot3) si, alsoft hem God selveGa naar voetnoot4) geboeden of ingesat hadde. Ende aldus waeren si arm inden eygenen wille, mer rijck inden doechden, sympel inder ghehorsomheit, mer wijs in raede. Ende die HiligeGa naar voetnoot5) Geest, die eenvoldich ende mennichvoldich is, die hadde enen yegeliken begavet, hoe ende in wat manieren dattet [Dc] hem geliefde, ende oec nae dien dat die natueren weren, ende oec mede nae dien dat hem een yegelick in sinre yoeget gewelt hevet gedaen ende heeft hem vroemelickGa naar voetnoot6) gesat tegen sijne quade begeerten. Want het is wal te vermoedenGa naar voetnoot7), die alsoeGa naar voetnoot8) uutnemende in doechden hebben gheweest in oeren oelder, dat si hem in oere yoeget dickeGa naar voetnoot9) gewelt hebben gedaen, ende dat si hem niet en hebben gegeven tot buertenGa naar voetnoot10), tot lachen, tot bywoerdenGa naar voetnoot11 ende tot andere lichverdicheitGa naar voetnoote), daer hem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leyderGa naar voetnoot1) nu ter tijt veel menschen, die onder enen geesteliken schijne gaen, seer toe geven, ende sin daermede des Hiligen Geestes invloyenGa naar voetnoota) een grondelGa naar voetnootb) ende een wederstant, meer dan men wal begripet. Ende leyder hieromme ende omme deser zake verblive wiGa naar voetnoot2), dat wi niet toe en nemen in doechden als diegene, [Dd] die oeck onlangeGa naar voetnoot3) geweest hebben voer onsen tijden. EyaGa naar voetnoot4), laet ons weder neyen onse oelde clederGa naar voetnootc), opdat die scheemte onser naecheit niet apenbaer en schijne! Laet ons mit ynniger begeerten hoeren, hoe dat hem die goddienstige megeden Cristi, onse medezusteren, geoeffent hebben, opdat wi niet en vermoeden ons datGa naar voetnoot5) onmoegelick toe synGa naar voetnoot6) dat nae te doen, dat si voergedaen hebben, die mit ons in die stedeGa naar voetnoot7) ende bynae inden selven tijden hebben geweest. Want overmids datmen gueder menschen leven ende zeeden bescryvet ende die anmercket, soe schijnen si oec in eenre manierenGa naar voetnoot8) te leven na den doede; ende veel menschen, die levende doot sin, verwecken sie weder totten waeren leven. |
|