Wulps noch werelds
Dirk Baartse
Of Hermans zich wel zo kostelijk heeft geamuseerd zoals de Vromans tegenover Lucas Ligtenberg veronderstelden valt ten zeerste te betwijfelen. Tegenover Adriaan Morriën heeft hij zich indertijd namelijk nogal negatief over zijn twee landgenoten in New Brunswick uitgelaten.
Morriën: ‘Hermans vertelde ontsteld te zijn door de Nederlandse intellectuelensfeer die er heerste. Hij vroeg zich af waarom ernstige mensen van Nederlandse bloede toch altijd zo met hun ernst te koop moeten lopen.’ Hermans vond hen erg saai. Na hun werk, ze werkten toen samen in het laboratorium van het plaatselijke ziekenhuis, zaten ze maar op hun appartement, volgens Hermans. Uitgaan deden ze nooit. In tegenstelling tot Hermans gebruikten Vroman en zijn vrouw in het geheel geen alcohol of tabak. Het kwam dan ook niet bij hen op om hun gast iets van dien aard aan te bieden.
Zo sober als de Vromans leefden, zo sober was hun appartement ingericht: geen tapijt op het zeil, een paar tekeningetjes aan de muur en maar weinig boeken. Volgens Hermans had Vroman geen van de grote klassieke werken als Robinson Crusoë, Gullivers reizen en Don Quichote gelezen. ‘Alleen de verzen van Marsman’ voegde hij er schamper aan toe.
Morriën: ‘Alhoewel hij Leo een verstrooide professor vond, had hij wel grote bewondering voor zijn poëzie. Hij vond hem een groot dichter.’
Het jaar ervoor had Hermans in Criterium (jrg. 5, nr. 11, november 1947) onder de kop ‘De nieuwe poëzie’ Vromans bundel Gedichten (Querido, 1946) lovend besproken. ‘Zijn magie bestaat uit het mogelijk maken van het onmogelijke, door dit onmogelijke te formuleren. Dat het onmogelijke hierdoor wordt geuit, is zijn poëtisch geheim.’
Hermans' oordeel over Tineke Vroman was ronduit negatief. Hij omschreef haar als een mengsel van intellectualiteit, blauwkouserigheid, verlegenheid, hoogmoedigheid en houterigheid. Zij had een piepstemmetje en zag er weinig appetijtelijk uit: niet opgemaakt, met het haar in een vettig touwtje op haar hoofd. De kleren die zij aanhad, een verschoten rood truitje en een glimmende, vouwloze donkerblauwe broek, zouden volgens Hermans nog uit de tijd stammen dat ze in Nederland woonde.
's Middags gingen ze gedrieën wat wandelen in de omgeving. Hermans was, vertelt Morriën, naar de etiquette uit die dagen zo gaan lopen dat Tineke in het midden liep. Maar al gauw ging zij aan de andere kant van Leo lopen. ‘Alsof ik haar een oneerbaar voorstel had gedaan’ aldus Hermans.
Morriën: ‘Hermans zei altijd de hoop te koesteren met mensen in aanraking te komen die wulps en werelds waren en toch iets bijzonders presteren, bijna als een bijkomstigheid.’
Leo Vroman mocht dan weliswaar als dichter iets bijzonders presteren, wulps en werelds was hij in ieder geval niet. En ook Tineke kon geen enkele aanspraak maken op deze kwalificaties.
Hermans' bezoek aan de Vromans was op een teleurstelling uitgelopen. Hij vertelde zich alles bij elkaar nogal verveeld te hebben.
Tekening van Tineke Sanders door Leo Vroman in Warm, Rood, Nat & Lief (1994)