Hermans in 1948
Tineke Vroman: ‘Hebben we die hamster voor hem laten glijden?’
Lucas Ligtenberg
Hermans was tussen 17 oktober en 14 november 1948 voor het eerst in de Verenigde Staten, waar hij Leo en Tineke Vroman in New Jersey bezocht. De Vromans woonden toen op de hoek van de Somerset Street en College Avenue in New Brunswick in een houten huis, zo lezen we in Vromans' autobiografie Warm, Rood, Nat & Lief (1994). Ze bewoonden een appartement boven een wasserij. De huiseigenaar, meneer Baroff, runde ook de wasserij.
Tineke en Leo Vroman en hun dochtertje Geraldine, omstreeks 1950. Geri werd op 6 juli 1950 geboren.
Foto uit: 't Is vol van schatten hier... 2 (1986)
Leo Vroman deed onderzoek naar bloedplaatjes in het dichtbij gelegen St. Peter's General Hospital. Hij was na een verblijf in een kamp in Nederlands Indië en Japan via San Francisco in New York beland. Pas in september 1947 voegde Tineke zich bij hem. Ze hadden elkaar meer dan zeven jaar niet gezien.
Leo en Tineke Vroman-Sanders wonen nu in Brooklyn, een wijk in New York. Vroman herinnert zich desgevraagd het bezoek van Hermans nog wel maar weet niet of hij diens summiere verslag in Blurb van februari 1951 ooit heeft gelezen.
Leo: ‘Aalt, kom er eens even bij. Hermans heeft iets over zijn bezoek aan ons geschreven. Ik geloof niet dat we dat wisten.’
Ik pak de fotokopie van Hermans' verslagje in Blurb erbij en lees het voor: ‘Vroman, een dichter die ook ik hogelijk bewonder, bewoont met zijn vrouw, een hamster in een kooitje (zijn “pet”) en een (althans tentijde van mijn bezoek) enigszins kapotte frigidaire die blaffende geluiden maakt als hij aanslaat, een etage in het plaatsje New Brunswick (New Jersey). Hij leest enkel luchtige boekwerkjes; geen enkele klassieke is hem bekend...’
Tineke Vroman: ‘Dat is niet helemaal waar!’
Leo Vroman lacht: ‘Klein beetje overdreven.’
Hermans: ‘...zelfs niet als ik mij wel herinner, Robinson Crusoë en Gulliver.’
Leo: ‘Nou... nee, nee zeg! Hahaha!’
Hermans: ‘Hij houdt van tekenen en fotograferen. Hij is werkzaam in de schuur van een ziekenhuis, waar hij vivisectie bedrijft.’
Tineke: ‘Dat is waar!’
Hermans: ‘Onlangs hield een als dierentemmer geklede man mij staande en vroeg mij een bijdrage “voor de anti-vivisectie”. Daar doet u zeer verkeerd aan, zei ik. Hij trok een brochure. Ik gaf hem een k[w]artje, weigerde de brochure en zei nog: Ik weet er alles van! - Dat is niet waar, maar ik liep juist aan Vroman te