Idil onder vuur: ‘Een poepje in de priesterlijke neuzen’
Rob Delvigne
Gerard C.J.M. Verbiest, de paus van Tilburg
Wilhelmus Joannes Maria Antonius Asselbergs (1903-1968) als spreker op een bijeenkomst over de moderne Vlaamse literatuur in de Abdij van Tongerloo, 1951
Foto: Focus in 't Is vol van schatten hier... 1 (1986)
Onder leiding van Gerard C.J.M. Verbiest richtten de katholieke boekhandels en uitgevers in 1937 de Informatie-Dienst Inzake Lectuur, Idil, op om hen naar de letter van de katholieke boekenwet te adviseren over te verschijnen boeken. Die wet verbood katholieken de lezing van boeken die ‘de godsdienst of goede zeden met opzet aanranden’, die ‘duel, zelfmoord of echtscheiding als geoorloofd verdedigen’, die ‘zedeloze of wellustige zaken behandelen’ enzovoort. ‘Moest een boek verboden worden geacht, dan kon de uitgever van uitgave afzien of de boekhandel een recht op retournering van onverkoopbare exemplaren toestaan’ (Evert Peet in Jaarboek kdc, 1985, p. 58). In een lezing over doel, norm en werkwijze van Idil noemde F.J.M. Verbiest, zoon van de oprichter, Idil een ‘reinigingsmiddel [...] in de Augiasstal der hedendaagse boekproductie’ (Bibliotheekleven, 1948; wegens ziekte had vader Verbiest de lezing niet zelf kunnen houden). Via recensies op fiches en in het eigen tijdschrift Idil-tijdingen gaf Idil morele voorlichting over vooral Nederlandstalige romans. Afnemers waren voornamelijk de katholieke bibliotheken, boekhandelaren en uitgevers.
In eigen kring was Idil niet onomstreden. In 1949 vierde de katholieke boekverkopers- en uitgeversvereniging Sint Jan het vijfentwintigjarig bestaan met een feestmaal. De kritische tafelrede van Anton van Duinkerken, pseudoniem van W.J.M. Asselbergs, schoot Gerard C.J.M. Verbiest in het verkeerde keelgat. Hij liep kwaad van tafel weg: Van Duinkerken had gewaarschuwd dat de preventieve voorlichting van Idil ‘gemakkelijk in preventieve censuur en die op haar beurt weer gemakkelijk in terroristisch totalitarisme kan ontaarden’ (De Tijd, 29 september 1949). Van Duinkerken dacht hierbij ongetwijfeld aan de wederwaardigheden van een ‘zinne[n]prikkelende’ roman van Dick Ouwendijk. ‘Toen Opstand en Geweten [...] ter perse lag voor de uitgeverij van Paul Brand, werd het op de drukproef ongeschikt voor katholieke lezers verklaard door de Informatie-Dienst Inzake Lectuur te Tilburg’ schreef Van Duinkerken in zijn boek over uitgeverij Brand (1951; Verzamelde geschriften, dl. 3, p. 892). Ouwendijks boek verscheen toen bij een neutrale uitgever.
Een jaar later, in 1950, werd Idil van niet-katholieke zijde aangevallen. In Podium pleitte Willem Frederik Hermans voor een ‘verbod van het rooms-katholieke culturele terreurinstituut idil’ (augustus-september 1950). Verbiests weerwoord werd in het volgende nummer van Podium ingebed in een artikel van Hermans getiteld ‘De heilige Idil en haar nar’ (herdrukt in Mandarijnen op zwavelzuur, p. 117-122), waarin Hermans aan de hand van een perscommuniqué van Idil liet zien dat de informatiedienst niet alleen maar adviseerde. Nee, het verbood van alles en dat in een democratische samenleving! Bovendien ‘adviseerde’ Idil niet de lezer maar vooral de boekhandel en uitgever door boeken al in manuscript op te vragen. ‘De Idil belemmert zodoende niet alleen de distributie van wat m'neer pastoor niet aanstaat, het stuurt erop aan de productie te voorkomen’ (Mandarijnen, p. 121).