Hermans: ‘Ik ben gek op kinderen’
Bob Polak
‘Ik wist niet dat de Naamloze Vennootschap mij al kon missen als kiespijn, omdat de directeur een merkwaardig berichtje in een weekblad gelezen had, naast de foto die ik, niet voor publikatie, uit Québec aan mijn vriend Koloman Boter, de luie tijdschriftleider had gestuurd en die Koloman in het weekblad had laten afdrukken met een onderschrift dat hij geschreven had om een paar rijksdaalders te verdienen.’
Aldus Willem Frederik Hermans op de pagina's 247 en 248 van De laatste roker. Op pagina 198 van Mandarijnen op zwavelzuur schreef hij er ook al over. De Naamloze Vennootschap is de firma Peltenburg, Koloman Boter Adriaan Morriën, het tijdschrift Criterium en het weekblad Vrij Nederland. Het onderschrift was niet van Morriën, maar van S. Carmiggelt.
Hermans had de foto op 25 september 1948 meegestuurd met een brief aan Morriën. Deze had toen net van Het Boek van Nu het verzoek gekregen om een portret van Hermans in te sturen. Morriën stond op het punt de foto uit Québec af te staan toen hij in Amsterdam Carmiggelt ontmoette die de bewuste foto graag wilde opnemen in vn. Aan Het Boek van Nu liet Morriën toen maar via uitgeverij Meulenhoff een ‘cabinetfoto’ van Hermans sturen.
Hermans had de foto op 1 september, zijn zevenentwintigste verjaardag, laten maken in een achterstraatje waar de kinderen ‘Alouette, gentil alouette’ zongen en daarna om geld bedelden. Hij vermoedde dat dit gebruik speciaal voor toeristen in stand werd gehouden, de kinderen zagen er goed gekleed uit. Op de achterkant van de foto schreef hij: ‘wfh als kindervriend.’ Want: ‘Ik ben gek op kinderen.’
De publikatie van de Québec-foto met bijbehorend onderschrift op 9 oktober in Vrij Nederland luidde, althans volgens Hermans, zijn ontslag in Canada in. In Mandarijnen op zwavelzuur (p. 198) heeft hij het over ‘een indiscreet onderschrift’. Mogelijk behoorde een houtcontroleur niet zulke verre reizen als naar Québec of zelfs Toronto te maken. Zelf schrijft hij: ‘De firma die mij naar Canada had gestuurd, was zeer verstoord. Zij had liever geen beruchte auteurs in dienst.’
‘W.F. Hermans, schrijver en criticus, is nog dieper tot de wezenlijke kern van de literatuur doorgedrongen door zich naar Canada te begeven, teneinde aldaar toezicht te houden op de verscheping van het hout voor de Nederlandse papierindustrie. Een onzer speciale fotografen kiekte hem voor ons blad, toen hij te Québec een arm meis-je een muntje gaf, een situatie die de in den vreemde toegenomen mildheid van de gevreesde penvoerder raak schijnt te kenschetsen.’
S. Carmiggelt in: Vrij Nederland, 9 oktober 1948
Hij had er in tweede instantie bij Morriën nog op aangedrongen om geen plaatsaanduiding bij de foto op te nemen (maar bij voorbeeld ‘in de nauwste straat van Noord-Amerika’), maar toen was het kwaad al geschied.